Het adolescentenstrafrecht
de leeftijdsflexibiliseringHet adolescentenstrafrecht
de leeftijdsflexibiliseringSamenvatting
De aanleiding van het onderzoek is een praktijkprobleem. Tijdens de terechtzitting van de rechtbank Amsterdam d.d. 24 februari 2015 heeft mr. J.A. Huibers een cliënt, geboren op 16 juli 1992, bijgestaan welke in aanmerking zou kunnen komen met het adolescentenstrafrecht. De cliënt was minderjarig tijdens een deel van de tenlastegelegde periode. Mr. J.A. Huibers verzocht daarom aan de rechtbank om door de reclassering een voorlichtingsrapportage van verdachte op te laten stellen. Uiteindelijk is in deze strafzaak het adolescentenstrafrecht niet toegepast. Artikel 77c Sr sluit aan op de rechtspraktijk die HNR-advocaten voert en de leeftijd van 18 tot 23 jaar valt binnen de leeftijdsgroep die mr. J.A. Huibers vertegenwoordigt.
Een jeugdige tussen de 18 en 23 jaar zal in beginsel berecht worden door het commune strafrecht, maar door invoering van de Wet adolescentenstrafrecht is het mogelijk om jeugdigen tussen de 18 en 23 jaar te berechten conform het jeugdstrafrecht. Het adolescentenstrafrecht brengt door de leeftijdsflexibilisering een grijs gebied met zich mee. Dit maakt het voor HNR-advocaten lastig om een goede verdediging voor te bereiden en de cliënt goed te adviseren ten aanzien van de strafmaat en gevolgen. Het doel van dit onderzoek is om HNR-advocaten van een advies te voorzien met betrekking tot welke criteria er een rol spelen bij toepassing van art. 77c Sr, wanneer het gaat om waarborging van de rechten van jeugdigen. Dit is gedaan door middel van een literatuur- en jurisprudentieonderzoek. Er is een wegingslijst aangereikt die bestaat uit de besluitvormingsgronden die de rechter binnen dit onderzoek van belang acht om art. 77c Sr wel en niet toe te passen. De centrale vraag in dit onderzoek luidt als volgt: ‘‘Welk advies, op grond van rechtspraak en ten aanzien van de strafmaat en gevolgen, kan Huibers Nieuwburg Rombouts advocaten geven aan cliënten (tussen de 18 en 23 jaar) welke verdacht worden van een strafbaar feit en daardoor in aanraking (kunnen) komen met het adolescentenstrafrecht op grond van artikel 77c Sr?’’
Om een antwoord te kunnen geven op deze vraag heb ik vijf juridisch theoretisch gerelateerde deelvragen opgesteld. Deze deelvragen zijn beantwoord aan de hand van relevante rechtsbronnen en aanvullende literatuur. Mijn praktijkonderzoek bestaat uit een analyse van veertig vonnissen. Uit deze vonnissen heb ik gronden gehaald die voor de rechter van belang is geweest om art. 77c Sr wel of niet toe te passen. Er zijn verschillende besluitvormingsgronden aanwezig in de motiveringen van de rechters om art. 77c Sr toe te passen. Hieronder wordt kort weergegeven welke besluitvormingsgronden dit zijn:
1. Vastgestelde gedrags- of ontwikkelingsproblematiek op grond van een persoonlijkheidsonderzoek of rapportage opgesteld door de reclassering of
(gedrags-) deskundige.
2. Pedagogische beïnvloeding.
3. Justitieel verleden.
4. Recidive risico.
Uit bovengenoemde kan worden geconcludeerd dat art. 77c Sr zal worden toegewezen in zaken waarin de jeugdige nog enige kans heeft op resocialisatie in de maatschappij. De straffen en maatregelen zijn er allemaal op gericht om de jeugdige terug te laten keren in de maatschappij en zich ervan te weerhouden om in de toekomst in aanraking te komen met justitie. Het moet voor de rechter aannemelijk zijn dat er een gedragsverandering bij de jeugdige kan plaatsvinden. De rechter acht het van belang dat er een persoonlijkheidsonderzoek naar verdachte wordt verricht door een (gedrags-) deskundige of reclassering, waarin wordt vastgesteld of verdachte lijdt aan enige vorm van gedrags- of ontwikkelingsproblematiek. Verder houdt de rechter rekening met het pedagogisch belang. De pedagogische beïnvloeding vindt de rechter in beschermende factoren, zoals bijvoorbeeld dat er steunende figuren in de omgeving zijn van de jeugdige die een positieve invloed kunnen uitoefenen op het gedrag. Ook wanneer er geen justitiële documentatie naar voren komt of wanneer verdachte niet eerder is veroordeeld voor eenzelfde strafbaar feit weegt dit mee in het voordeel van verdachte.
Er zijn verschillende besluitvormingsgronden aanwezig in de motiveringen van de rechters om art. 77c Sr niet toe te passen. Hieronder wordt kort weergegeven welke besluitvormingsgronden dit zijn:
1. Beperkte pedagogische beïnvloeding.
2. Ontbreken van het persoonlijkheidsonderzoek, opgesteld door de reclassering of (gedrags-) deskundige.
3. Geen ontwikkelingsachterstand bij de jeugdige geconstateerd, op grond van een persoonlijkheidsonderzoek opgesteld door de reclassering of een (gedrags-) deskundige.
4. Negatief advies van reclassering of (gedrags-) deskundige.
5. Justitiële voorgeschiedenis.
6. Negatieve houding die de jeugdige heeft gedurende het strafproces.
7. Antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de rechter wederom het persoonlijkheidsonderzoek, opgesteld door een (gedrags-) deskundige of reclassering, van belang acht. Indien een (gedrags-) deskundige of reclassering negatief adviseert rondom berechting conform art. 77c Sr, neemt de rechter deze adviezen over. Verder vindt de rechter de pedagogische beïnvloeding van belang. Indien het voor de rechter aannemelijk is dat er geen gedragsverandering kan plaatsvinden bij de jeugdige, zal de rechter berechten conform het volwassenstrafrecht. Daarnaast kijkt de rechter naar het feit dat de jeugdige geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar handelen, de jeugdige geen rekening houdt met de nabestaanden, getuigen en andere betrokkenen, de jeugdige geen informatie verschaft over de beweegredenen of het eigen belang voorop stelt. Indien een antisociale persoonlijkheidsstoornis bij verdachte is vastgesteld en er verder geen aanknopingspunten zijn voor het jeugdstrafrecht, zal de rechter art. 77c Sr niet toepassen.
Op grond van bovenstaande adviseer ik de advocaten dan ook om altijd een verzoek te doen voor een toepassing van art. 77c Sr, indien de verdachte op het moment dat het delict is gepleegd de leeftijd had tussen de 18 en 23 jaar. Verder adviseer ik om een persoonlijkheidsonderzoek te laten verrichten welke door een (gedrags-) deskundige wordt opgesteld. Ook moet het voor de rechter aannemelijk zijn dat er een gedragsverandering bij de jeugdige kan plaatsvinden. Ik adviseer dan ook om gronden aan te voeren waaruit blijkt dat verdachte steunende figuren om zich heen heeft die een positieve invloed kunnen uitoefenen op het gedrag van de jeugdige. Ook adviseer ik om aan verdachte duidelijk te maken dat de houding gedurende het strafproces belangrijk is voor de rechter. Het is belangrijk dat de rechter ziet dat verdachte oprecht gemotiveerd is om een gedragsverandering te ondergaan, te werken aan een goede toekomst, verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden en rekening houdt met de nabestaanden, getuigen en andere betrokkenen.
Tot slot is een wegingslijst opgenomen. HNR-advocaten kan deze wegingslijst gebruiken in de voorbereiding van een strafzaak, indien een jeugdige in aanraking kan komen met het adolescentenstrafrecht op grond van art. 77c Sr. Voor deze wegingslijst verwijs ik naar hoofdstuk 6 en naar bijlage XIII.
Organisatie | Hogeschool Leiden |
Opleiding | HBO-Rechten |
Afdeling | Faculteit M&B |
Partner | Huibers Nieuwburg Rombouts advocaten |
Datum | 2016-07-26 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |