Faalangst in het voortgezet onderwijs
Faalangst in het voortgezet onderwijs
Samenvatting
Het Florijn College te Oosterhout is een reguliere VMBO-school, welke zowel intern als extern een breed zorgaanbod heeft. Er ontbrak echter een belangrijk middel: een geïntegreerd faalangstbeleid, terwijl een op de tien middelbare scholieren aangeeft hier last van te hebben. Deze constatering heeft geleid tot de volgende hoofdvraag:
Op welke wijze kan een leerling, waarbij een vermoeden van faalangst speelt, binnen het Florijn College geholpen worden?
Met behulp van verschillende deelvragen is getracht een antwoord te vinden op deze vraag, met als doel het ontwikkelen van een protocol omtrent faalangst. Dit protocol beschrijft alle stappen die in het geval van faalangst in de praktijk genomen moeten worden, van de signalering tot de effectmeting. De deelvragen zijn beantwoord door middel van literatuurstudie, vergelijkend onderzoek van bestaande faalangst reductietrainingen en een evaluatie van een proefimplementatie van het protocol.
Volgens de literatuur kent faalangst de volgende definitie: "faalangst is een problematische vorm van angst als toestand die zich op cognitief, sociaal en/ of motorisch gebied voordoet bij het leveren van (school)prestaties. De concentratie op een mogelijke mislukking blokkeert de aanwezige kennis en vaardigheden". Faalangst kan zich op verschillende manieren uiten, zowel op psychisch, fysiek als gedragsmatig gebied.
Verschillende auteurs zijn het erover eens dat faalangst een multi-causaal probleem is, oftewel een probleem dat door verschillende invloeden kan ontstaan. Benadrukt wordt dat men niet moet zoeken naar de schuldvraag. Kindkenmerken, zoals een negatief zelfbeeld en weinig zelfvertrouwen, zijn vaak aanwezig bij faalangstige kinderen. Ouders kunnen onder andere invloed hebben door het meegeven van 'onmogelijke basisopdrachten' of het vergelijken met broers en zussen. Docenten die geen veilige sfeer kunnen creëren of op een verkeerde manier feedback geven, kunnen ook een rol spelen in het ontstaan van faalangst.
Om een goede faalangst reductietraining aan te bevelen, is op basis van de literatuur een instrument ontwikkeld om verschillende bestaande trainingen met elkaar te vergelijken. Deze checklist bestaat uit methodiekeisen en uit criteria die zijn opgesteld aan de hand van de vier gedragsmechanismen die gedragsverandering tot stand brengen: motivationele controle, handelingscontrole, sociale controle en emotiecontrole.
Op basis van het literatuuronderzoek is een protocol ontwikkeld voor de implementatie van een faalangsttraining. Hierin staat omschreven op welke wijze de signalering en selectie, ouderinstructie, docenteninstructie, training en effectmeting plaats moet vinden. Hieronder worden de belangrijkste aanbevelingen gedaan, de meeste gebaseerd op de moeilijkheden die tijdens de proefimplementatie van het ontwikkelde protocol zijn ondervonden:
Bij de signalering en selectie is het essentieel dat er een intakegesprek plaatsvindt. Hiermee kunnen andere oorzaken dan faalangst uitgesloten worden en kan de motivatie van de leerling om aan een faalangst reductietraining deel te nemen getoetst worden.
Bij de ouderinstructie moet er een informatieavond voor ouders georganiseerd worden. Vaak weten zij niet hoe zij met de faalangst van hun kind om moeten gaan. Daarnaast zorgt de informatie voor meer begrip, wat er vaak toe leidt dat ouders achter de training staan.
Bij de docenteninstructie is een teamvergadering essentieel. Hierin wordt de invloed van de docenten besproken en krijgen zij handvatten om met faalangstige leerlingen om te gaan.
Bij de training en effectmeting wordt "Handboek faalangsttraining" van Ard Nieuwenbroek en Jan Ruigrok aanbevolen. Dit na het vergelijkende onderzoek met behulp van de ontwikkelde checklist. Om na te gaan of de training effect heeft gehad, wordt aangeraden een effectmeting toe te passen.
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Pedagogiek |
Jaar | 2008 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |