L’art et le métier, liaison extraordinaire ?
Actieonderzoek naar het verminderen van negatieve symptomen, het vergroten van eigen creatieve inbreng en verhogen van de ik-sterkte bij mensen met psychoses door het methodisch inzetten van ambachtelijke technieken in beeldende creatieve therapie in MC St.-Jozef Munsterbilzen (B).L’art et le métier, liaison extraordinaire ?
Actieonderzoek naar het verminderen van negatieve symptomen, het vergroten van eigen creatieve inbreng en verhogen van de ik-sterkte bij mensen met psychoses door het methodisch inzetten van ambachtelijke technieken in beeldende creatieve therapie in MC St.-Jozef Munsterbilzen (B).Samenvatting
Ervaringen in de praktijk en literatuurstudie wijzen uit dat mensen met psychoses vaak een geringe ik-sterkte hebben. In beeldende therapie wordt dit zichtbaar in het overheersen van negatieve symptomen en het gebrek aan uiting van eigen creativiteit. Weerstand tegen opname en therapie, de invloed van positieve en negatieve symptomen en gebrek aan motivatie zijn hiermee sterk oorzakelijk verbonden. Activiteiten uit de jaarstage van de onderzoeker brachten positieve ervaringen aan het licht in het methodisch werken met ambachtelijke technieken in beeldende therapie. Dit onderzoek gaat dieper in op de methodische aspecten die kunnen worden ingezet in beeldend creatieve therapie en de invloed die deze aspecten al dan niet hebben op de negatieve symptomen, eigen creativiteit en ik-sterkte van mensen met psychoses.
Doelgroep: De doelgroep betreft patiënten met schizofrenie en andere psychotische stoornissen. De gemende deler van deze patiënten is het hebben van een (of meerdere) psychose(s). De patiënten zijn allemaal volwassenen.
Probleemstelling: Tijdens de derdejaarsstage was het opvallend hoe negatieve symptomen van deze stoornis – vervlakking van het affect, gedachten- of spraakarmoede of apathie – de belevingen en creativiteit van de patiënten leken te beïnvloeden. Samen met neveneffecten van medicatie zorgen deze aspecten voor een moeizame opbouw van motivatie voor en deelname aan therapie. Langzaam werd duidelijk dat het aanbieden van ambachtelijke technieken de motivatie leek aan te wakkeren, de weerstand leek te verminderen en voor een verbetering in het ervaren van betekenis of zin van de therapie scheen te zorgen.
Vraagstelling: Hoe draagt het methodisch inzetten van ambachtelijke technieken in beeldende creatieve therapie bij aan het verminderen van negatieve symptomen, het vergroten van de eigen creatieve inbreng en verhogen van de ik-sterkte bij mensen met psychoses, op afdeling A2 van Medisch Centrum Sint-Jozef te Munsterbilzen (België)?
Onderzoektype: Actieonderzoek met nauwe samenwerking met de praktijk.
Methode: Drie ambachtelijke technieken werden uitgekozen en uitgebreid doorgelicht om te kijken welke methodisch inzetbare aspecten hierin konden aangesproken worden in aansluiting met de doelgroep: een druktechniek, een keramische techniek en mandenvlechten. Deze technieken werden verwerkt in gestandaardiseerde sessies. De gegevens werden verzameld via verschillende verzameltechnieken.
Analyse: De analyse van de data gebeurde door de gegevens te categoriseren in terugkerende thema’s of codes. Deze codes werden vergeleken en gecrosscheckt. Er werd gekeken wanneer sprake was van egoversterking en eigen creatieve inbreng en welke methodische aspecten van ambachtelijke technieken hier dat effect veroorzaakten of in de weg stonden.
Resultaten en discussie: Het is duidelijk dat er tussen de drie verschillende technieken verschillen zijn in de beleving van de patiënt en de observatie van de onderzoeker. De drie technieken hebben met elkaar gemeen dat ze voortkomen uit een ambacht, maar zijn tegelijk heel verschillend in uitvoering, materialen, materiaalhantering en mate van appèl op denken (cognitie), voelen en handelen. Het ambachtelijke niveau is ook bij de drie technieken verschillend.
Er wordt dus met elke ambachtelijke techniek een verschillend appèl gedaan op elke deelnemende patiënt.
Wat erg opvallend was, was de deelname van vrijwel elke patiënt aan elke onderzoeksessie. Er kan dus wel duidelijk gesteld worden dat er iets gebeurde met de negatieve symptomen. In de onderzoeksessies werden weinig positieve symptomen geobserveerd. Dit wil niet zeggen dat bij de deelnemende patiënten geen positieve symptomen meer (latent) aanwezig waren.
Hieruit kunnen we bedenken dat de intrinsieke structuur van de onderzoeksessies, de randvoorwaarden en de ingezette ambachtelijke technieken toch enige invloed kunnen gehad hebben op de positieve symptomen.
Organisatie | Zuyd Hogeschool |
Opleiding | Creatieve Therapie |
Afdeling | Faculteit Gezondheidszorg |
Datum | 2014-06-04 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |