Zorg is meer dan alleen zorgen
Zorg is meer dan alleen zorgen
Samenvatting
Voor u ligt het verslag dat ik schreef naar aanleiding van mijn afstudeeronderzoek, welke ik gedaan heb ter afronding van mijn opleiding theologie en levensbeschouwing aan de Hogeschool Windesheim te Zwolle.
De aanleiding van mijn onderzoek is geweest dat ik tijdens mijn stage in een verpleeghuis zag dat de geestelijk verzorger een eenling is binnen de instelling. Hij heeft als het ware een 'status aparte'. Hij werkt weliswaar incidenteel met andere disciplines samen, maar ziet zijn taken steeds minder ingebed in de gezamenlijke zorg voor de cliënten. Dit is een ontwikkeling van de laatste decennia, een ontwikkeling die in snel tempo verder lijkt en dreigt te gaan. De afstand tussen de geestelijk verzorger en de andere verpleeghuismedewerkers wordt steeds groter, ondanks alle inspanningen die hij verricht om zijn vakgebied onder de aandacht van zijn collega's te brengen.
De vraag waar ik mee geconfronteerd werd was: wat kan de geestelijk verzorger doen om (weer) opgenomen te worden als volwaardig lid van het zorgteam en zijn vakgebied onderdeel te weten in de totale zorg voor de cliënt.
Over deze vraag heb ik gesproken met de geestelijk verzorger van het verpleeghuis. Van hem hoorde ik wat hij al ondernomen heeft om zijn werk onder de aandacht van de verzorgenden te krijgen. Zo geeft hij met enige regelmaat scholingen voor eerst verantwoordelijk verzorgenden (voortaan ook: EVV) waarin hij uitlegt wat geestelijke zorg is, en wat hij als geestelijk verzorger kan betekenen voor de cliënten; hij heeft zijn werk onder de aandacht gebracht van de teamleiders, welke de directe leidinggevenden van de EVV zijn; hij schrijft stukjes over zijn werk in het nieuwsblad dat tweemaandelijks verschijnt enz. Echter, al deze acties hebben tot nagenoeg niets geleid.
Als al deze 'pogingen tot beter contact' niet het gewenste resultaat opleveren, moeten er andere redenen zijn waarom het contact tussen de geestelijk verzorger en de eerst verantwoordelijk verzorgenden zo minimaal is.
Dat bracht mij tot de volgende onderzoeksvraag:
Welke factoren dragen bij aan de contacten tussen de eerst verantwoordelijk verzorgenden van de verschillende afdelingen en de geestelijk verzorger?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, stel ik de volgende deelvragen:
1. Wat is het beeld dat de eerst verantwoordelijk verzorgenden in het verpleeghuis hebben van de discipline geestelijke verzorging en waar komt dat beeld uit voort?;
2. Hoe gaat de eerst verantwoordelijk verzorgende om met levens- en zingevingsvragen van cliënten op de afdeling?;
3. Wanneer, met welke aanleiding vindt doorverwijzing naar de geestelijk verzorger plaats?
4. In het kader van gezamenlijke/gedeelde zorg voor de cliënt: Wat vindt de eerst verantwoordelijk verzorgende belangrijk in de contacten met andere disciplines in het verpleeghuis?
Om de vragen te kunnen beantwoorden heb ik, samen met de geestelijk verzorger, zes EVV geselecteerd: twee waarmee de geestelijk verzorger (voortaan ook: GV) goed contact onderhoudt, twee waarmee het contact wat minder is en twee waarmee hij vrijwel geen contact heeft. Ik heb hen allen een interview van ongeveer een uur afgenomen, waarbij ik mij gericht heb op de deelvragen. De interviews heb ik met hun toestemming opgenomen op een geluidsdrager. Van daaruit heb ik het beeld dat zij hebben van de discipline geestelijke verzorging , de manier waarop zij omgaan met levens- en zingevingsvragen en de manier waarop zij omgaan met andere disciplines onderzocht, geanalyseerd en beschreven.
Op basis van de antwoorden op iedere afzonderlijke deelvraag, en de conclusies die ik daaruit trekken kon heb ik de hoofdvraag beantwoord en aanbevelingen voor de geestelijk verzorger geformuleerd.
Als meest belangrijke conclusie komt naar voren dat de geestelijk verzorger, wil hij meer contact met- en doorverwijzingen krijgen van de EVV, moet investeren in de contacten met die EVV. Achterliggende gedachte is dat er alleen dan gebruik van elkaars kennis en vakgebied gemaakt kan worden wanneer men elkaars vakgebied kent. En daarvoor is het persoonlijke gesprek het meest voor de hand liggende middel.
In het verlengde van dit alles ligt het idee dat wanneer je zorg wilt verlenen die voldoet aan de menselijke waardigheid, zorg die mensen draagt, beschermt, een vredige plaats en een schuilplaats biedt, dan is daar samenwerking en samenspraak voor nodig.
Jezus vond een thuis op de Olijfberg, waar hij zich terug trok. Hij was er alleen, om te kunnen nadenken, hij sprak er met zijn leerlingen, hij sprak er met God. Op de Olijfberg kon Jezus zijn wie hij werkelijk was: mens, kind van God.
Zoals Jezus een huis vond op de Olijfberg, zoals de olijfboom staat voor Gods zorg voor zijn kinderen, zo mogen de samenwerkende disciplines ieder afzonderlijk dat huis zijn voor de cliënten, en samen het olijfbos vormen voor de bewoners die aan hun zorgen zijn toevertrouwd.
Organisatie | Hogeschool Windesheim |
Opleiding | Godsdienst-Pastoraal Werk |
Afdeling | Domein Bewegen en Educatie |
Jaar | 2012 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |