Zorgniveaus op niveau
Een onderzoek naar de invulling van zorgniveau 3 en 4 bij leesproblemen en dyslexieop de Dr. H. Bavinckschool te HaarlemZorgniveaus op niveau
Een onderzoek naar de invulling van zorgniveau 3 en 4 bij leesproblemen en dyslexieop de Dr. H. Bavinckschool te HaarlemSamenvatting
De doelstelling van dit onderzoek is om de zorg te verbeteren voor leerlingen met leesproblemen en dyslexie op de Bavinckschool. Daarbij staat de volgende vraag centraal:
Op welke wijze kan er op de Dr. H. Bavinckschool invulling worden gegeven aan de begeleiding van leerlingen met leesproblemen in zorgniveau 3 en 4 en aan welke voorwaarden moet worden vol-daan om dit in de praktijk te kunnen realiseren?
Kader
De genoemde zorgniveaus worden beschreven in de protocollen “Leesproblemen en dyslexie”, hier-na te noemen protocollen LD (Gijsel, van Druenen, Scheltinga & Verhoeven, 2011). In dit onderzoek worden aanbevelingen gedaan ter verbetering van de invulling van zorgniveau 3 en 4 op leesgebied. Zorgniveau 1 en 2 worden in de beschouwing meegenomen omdat ze met zorgniveau 3 en 4 één geheel vormen. In het onderzoek worden de bevindingen uit het literatuuronderzoek gespiegeld aan de verzamelde informatie uit de praktijk op de Dr. H. Bavinckschool.
Zorgniveau 1, 2, 3 en 4
Op de Bavinckschool wordt er weinig aandacht besteed aan leesmotivatie en leesbeleving. Het sti-muleren van leesmotivatie en het werken aan een positieve attitude ten aanzien van lezen, heeft een sterk positief effect op leesresultaten (Layne, 2009). Als het doel van het leesonderwijs is om vlot en accuraat een tekst te leren lezen en begrijpen, dan geeft de Avi-toets een betere indicatie dan de Drie Minuten Test (DMT) omdat deze toets immers het lezen op zinsniveau meet (Oostdam & Blok, 2011). Momenteel worden leerlingen op de Bavinckschool standaard ingedeeld voor extra begelei-ding indien de score op de DMT laag is (IV of V).
Het beeld dat voor zorgniveau 3 en 4 op hoofdlijnen naar voren komt is dat de differentiatie in bege-leiding en zorg op de Dr. H. Bavinckschool niet voldoende is gerealiseerd. In de protocollen LD be-staat zorgniveau 2 uit het geven van verlengde instructie en/of pre-teaching met de gewone lesma-terialen door de eigen leerkracht. Zorgniveau 3 wordt hiermee verder uitgebreid door het inzetten van gerichte interventies, het liefst uitgevoerd door een specialist. Zorgniveau 4, de leerling met (vermoedelijke) dyslexie kent ook een specifieke aanpak waarbij de leerling in de regel enkele keren per week een behandeling krijgt bij een externe behandelaar. Daarnaast heeft deze leerling recht op een aantal compensatie- en dispensatiemaatregelen.
Op de Dr. H. Bavinckschool zijn de zorgniveaus 2, 3 en 4 samengevoegd in één niveaugroep: de breedtegroep. Doordat voornoemde zorgniveaus onderling sterk verschillen in aanpak en begelei-ding is het samenvoegen echter geen goede optie. Een van de gevolgen is dat er geen extra tijd voor risicolezers wordt gecreëerd (convergente differentiatie). In meerdere onderzoeken is de effectiviteit van convergente differentiatie aangetoond (Vaughn & Fuchs, 2003) en (Haager, Klingner & Vaughn, 2007). De begeleiding in genoemde breedtegroep bestaat nu hoofdzakelijk uit het lezen met Nieuwsbegrip (CED-groep, 2005) gecombineerd met de aanpak van “Connect vloeiend lezen” (Smits, 2008). Deze aanpak blijkt niet passend voor alle leeftijdsgroepen en leesfases. Aanbevolen wordt dat de school een heroverweging maakt ten aanzien van de interventies die er ingezet worden, belang-rijk hierbij is dat ze evidence-based zijn (Hatttie, 2009).
Ten aanzien van zorgniveau 4 is het van belang dat het dyslexieprotocol gebruikt gaat worden en dat er dyslexiebeleid ontwikkeld wordt dat een doorgaande lijn vormt binnen de school. Om dit te reali-seren worden in dit onderzoek een aantal aanbevelingen gedaan.
Randvoorwaarden
Op de Bavinckschool is het team ontevreden over de begeleiding die zij nu (kunnen) geven aan leer-lingen met leesproblemen. Op grond van de door leerkrachten aangegeven ondersteuningsbehoef-ten, wordt bijscholing geadviseerd ten aanzien van dyslexie. Verder dient te school te overwegen of er mogelijkheden zijn om extra ondersteuning te realiseren (meer handen in de klas) . Tot slot is het noodzakelijk dat de onduidelijkheid die er momenteel bestaat over de taakverdeling en verantwoor-delijkheden tussen leerkrachten, intern begeleiders, en directeur met betrekking tot de aanpak van de leesproblematiek, wordt aangepakt. Dit bevordert de efficiëntie van de begeleiding (Gijsel, van Druenen, Scheltinga, & Verhoeven, 2011).
Organisatie | Hogeschool Windesheim |
Opleiding | Master Special Educational Needs |
Afdeling | Education |
Domein Bewegen en Educatie | |
Partner | Dr. H. Bavinckschool te Haarlem |
Jaar | 2013 |
Type | Master |
Taal | Nederlands |