De preekstoel op...
een onderzoek naar ervaringen met het preekconsentDe preekstoel op...
een onderzoek naar ervaringen met het preekconsentSamenvatting
Uit diverse onderzoeken onder kerkelijk werkers in de Protestantse Kerk in Nederland blijkt dat kerkelijk werkers vaak voorgaan in zondagse vieringen. Dit gebeurt echter voor een groot deel onbevoegd, dat wil zeggen, zonder dat de kerkelijk werkers beschikken over een preekconsent. De procedure om een preekconsent aan te vragen ervaren kerkelijk werkers als lastig. Ook vinden ze de criteria onjuist en niet praktijkgegrond.
Dit onderzoek richt zich op de ervaringen met de procedure voor aanvraag van het preekconsent. Omdat bij deze procedure niet alleen kerkelijk werkers, maar ook de kerkenraad, classis en de kleine synode betrokken zijn, worden de ervaringen van alle betrokkenen meegenomen om ze goed tegen elkaar af te kunnen wegen. De onderzoeksvraag luidt: Hoe ervaren kerkelijk werkers, kerkenraad en classis in de provincie Utrecht, en de kleine synode (of Commissie Preekconsenten) de procedure rond het aanvragen en toekennen van een preekconsent?
Uit de analyse van de interviews kunnen verschillende conclusies worden getrokken. Kerkelijk werkers blijken praktische knelpunten te ervaren die het starten van een procedureaanvraag in de weg staan. Ook zijn zij voor het doen van een aanvraag in grote mate afhankelijk van een al dan niet welwillende kerkenraad. Voor kerkelijk werkers is persoonlijk contact tijdens de procedure belangrijk, vanwege de moeite die er wordt gedaan en om de visie op het werk en het voorgaan te kunnen delen.
Een van de voorwaarden om een aanvraag te kunnen doen, is het criterium van de noodzaak; het moet in een gemeente noodzakelijk zijn dat er een kerkelijk werker voorgaat. De kerkenraad geeft de argumentatie hiervoor en de classis beoordeelt dit. Dit criterium van de noodzaak wordt door alle betrokkenen verschillend ervaren. Voor een kerkelijk werker is het criterium oneigenlijk, de kerkenraad is hier niet van op de hoogte, de classis vindt dit moeilijk te beoordelen en volgens de commissie Preekconsenten ligt de verantwoordelijkheid hiervoor juist bij de classis, en niet bij de kleine synode. Het criterium van de noodzaak ligt dus gevoelig. En ook met de verruiming van dit criterium in 2013, roept het vragen op.
De criteria van de kleine synode blijken voor geen van de overige betrokkenen zichtbaar, maar zijn er wel degelijk. De zichtbare afwezigheid ervan roept bij kerkelijk werkers een kritische houding op ten aanzien van de werkwijze van de Commissie Preekconsenten, terwijl kerkenraad en classis hier veel meer vertrouwen in hebben. De Commissie Preekconsenten zelf blijkt met de door haar geformuleerde criteria een ruimhartig toelatingsbeleid te hanteren.
Deze conclusies leiden tot enkele aanbevelingen aan de diverse betrokkenen, met het oog op het verkleinen van het praktijkprobleem. Voor kerkelijk werkers is het van belang dat zij ondanks de ervaren knelpunten het initiatief voor de procedure starten; belemmeringen kunnen zij aangeven bij de kleine synode of de Vereniging Kerkelijk Werkers. Het starten van een procedure is daarnaast ook van belang voor de kerkenraad. Een concrete aanbeveling aan de classis is om te zoeken naar een vorm van persoonlijk contact bij een herziening van het consent. Deze aanbeveling geldt ook voor de kleine synode; en een aanbeveling die hiermee samenhangt is om het persoonlijke gesprek dat plaatsvindt bij een eerste aanvraag te vermelden in de Generale regeling.
Een aanbeveling aan de kleine synode is vervolgens om de inhoudelijke criteria openbaar te maken, zodat voor iedereen duidelijk is hoe en wat er beoordeeld wordt. Met betrekking tot de inhoudelijke criteria van de classis is het aan te bevelen dat de kleine synode een onderzoek start naar het toepassen van het criterium van de noodzaak. Is dit inderdaad zo moeilijk te beoordelen als uit dit onderzoek blijkt?
Een laatste aanbeveling aan de kleine synode is het overwegen van de mogelijkheid dat kerkelijk werkers rechtstreeks bij de kleine synode een aanvraag voor preekconsent kunnen doen met een algemene geldigheid. Hiermee worden de ervaren knelpunten voorkomen en levert ook het criterium van de noodzaak geen onduidelijkheid op. Deze aanbeveling vereist een kerkordewijziging.
Organisatie | Hogeschool Windesheim |
Opleiding | Godsdienst-Pastoraal Werk |
Afdeling | Domein Bewegen en Educatie |
Jaar | 2013 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |