Schadevergoeding op grond van kennelijk onredelijk ontslag
Schadevergoeding op grond van kennelijk onredelijk ontslag
Samenvatting
Ingevolge art. 7:681 lid 1 BW kan de rechter aan de werknemer een schadevergoeding toekennen indien de werkgever de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk heeft opgezegd. De wetgever heeft aan de rechter een grote mate van vrijheid gegeven bij bepaling van de hoogte van de schadevergoeding. In het verleden hebben rechters bij begroting van deze vergoeding, aansluiting gezocht bij de kantonrechtersformule. De Hoge Raad oordeelde echter dat dit onjuist is omdat bij de vergoeding ex art. 7:681 BW concrete en volledige schade het uitgangspunt is. Sinds de arresten van de Hoge Raad bestaat onduidelijkheid over de manier waarop rechtsgelijkheid en voorspelbaarheid optimaal worden gewaarborgd.
Het merendeel van de lagere rechters past richtlijnen van de Hoge Raad toe maar een expliciete onderbouwing van de hoogte van de uiteindelijke vergoeding ontbreekt vaak. Op grond van jurisprudentie en literatuur is het mogelijk een stappenplan toe te passen teneinde rechtsgelijkheid en voorspelbaarheid te waarborgen.
In het stappenplan staat expliciete onderbouwing centraal. Aan de hand van alle omstandigheden van het geval zal de kantonrechter de schadevergoeding vaststellen. Hij dient de materiële schade concreet vast te stellen aan de hand van schadeposten zoals inkomensverlies, pensioenschade of de kosten voor een outplacementtraject. De eventuele immateriële schade bepaalt de kantonrechter naar billijkheid. Vervolgens kan de kantonrechter de vergoeding matigen naar gelang de mate van verwijtbaarheid van partijen en de financiële draagkracht van de werkgever. Dit wordt uitgedrukt in percentages. In het stappenplan wordt minimaal geabstraheerd zodat de beoordelingsvrijheid van de rechter niet in het gedrang komt.
Organisatie | Avans Hogeschool |
Partner | Rechtbank 's-Hertogenbosch |
Datum | 2013-01 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |