Gevoeligheid van leukemische voorlopercellen voor cytotoxische T cel-gemedieerde celdood
Gevoeligheid van leukemische voorlopercellen voor cytotoxische T cel-gemedieerde celdood
Samenvatting
Patiënten met leukemie kunnen worden behandeld met allogene stamceltransplantatie (SCT) en donor lymfocyten infusie. Een gunstig effect van de behandeling is dat de T cellen van de HLA-identieke donor de leukemische cellen van de patiënt kunnen herkennen en de cellen kunnen doden. Dit wordt graft-versus-tumor reactie genoemd (GVT). Een ernstige complicatie van allogene SCT is de kans op omgekeerde afstotingsziekte (Graft-Versus-Host Disease: GVHD), wat grote schade veroorzaakt aan normale weefsels. Zowel GVHD als GVT worden veroorzaakt door cytotoxische T cellen afkomstig van de donor die zogenaamde minor histocompatibiliteits antigenen (MiHA) op de celmembranen van cellen en weefsels van de patiënt herkennen. MiHA LRH-1 komt tot expressie op CD34+ cellen van CML patiënten en kan worden herkend door LRH-1-specifieke CTLs. Echter CD34+ leukemie cellen van de patiënt waar LRH-1 specifieke CTLs uit zijn geïsoleerd worden in vitro slecht herkend. Mogelijk speelt dit een rol waarom de patiënt na verloop van tijd opnieuw recidief van de leukemie krijgt. In dit onderzoek hebben we het mechanisme van de verminderde gevoeligheid van leukemische cellen voor LRH-1-specifieke T cellen bestudeerd. Wij hebben interacties betrokken bij T cel gemedieerde celdood bestudeerd met behulp van specifieke remmers en blokkerende antistoffen. De perforine gemedieerde cel dood pathway is geblokeerd met Concanamycin A (CMA). CMA bleek een gering effect te hebben op lysis van EBV-getransformeerde B cellijnen, maar geen effect op lysis van KG1a leukemie cellen. In tegenstelling had een antilichaam tegen HLA-BC een remmend effect op de lysis van KG1a cellen, terwijl dit antilichaam lysis van EBV-getransformeerde B cellen niet inhibeert. In beide gevallen remde HLA-BC antilichaam wel IFNγ productie door de CTLs. Daarnaast bleek antilichamen tegen ICAM-1 ook geen effect te hebben op targetcel lysis, maar wel op de IFNγ productie. Tot slot hebben we het effect van caspase remmers op apoptose gemedieerde celdood bestudeerd. Deze remmers bleken geen effect te hebben op de target cel lysis. Daarnaast is de mRNA expressie van apoptose eiwitten bestudeerd in verschillende cellen. De verschillen daartussen waren relatief klein.
Deze resultaten tonen aan dat LRH-1-specifieke CTL verschillende mechanismen gebruiken om hun target cel te doden. Het is nog onduidelijk welk mechanisme een rol speelt bij de resistentie van relapse leukemie cellen.
Organisatie | Hogeschool Utrecht |
Opleiding | Biologie en Medisch Laboratorium Onderzoek |
Afdeling | Life Sciences en Chemistry |
Partner | Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen |
Jaar | 2007 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |