De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

De medische deskundige, ‘hoe stevig is de plank?’

De verzekering van deskundigheid van medische gerechtsdeskundige in het sociale zekerheidsrecht.

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

De medische deskundige, ‘hoe stevig is de plank?’

De verzekering van deskundigheid van medische gerechtsdeskundige in het sociale zekerheidsrecht.

Open access

Rechten:Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

Hoe weet een bestuursrechter of een door hem in te stellen, of al ingestelde, medische deskundige de vereiste kennis en ervaring heeft om hem deskundig te kunnen noemen? Dat is de hamvraag van dit scriptieonderzoek.

In het kader van de ZW, de WAO, de WIA en de Wajong beoordeelt het Uwv de medische arbeidsbeperkingen van een persoon om het arbeidsongeschiktheidspercentage vast te stellen. Het Uwv heeft hiervoor verzekeringsartsen in loondienst die zijn opgeleid om de arbeidsbeperkingen van medische aandoeningen in te schatten. Nadat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld wordt dit in een toekennings-/afwijzingsbesluit medegedeeld aan de belanghebbende. Hiertegen kan een belanghebbende in bezwaar bij het Uwv, deze kijkt dan of het besluit terecht is genomen en de gronden van het besluit kloppen. Het Uwv verklaart het bezwaar gegrond, ongegrond of niet-ontvankelijk in een beslissing op bezwaar. Een belanghebbende kan tegen deze beslissing op bezwaar in beroep bij de sector bestuursrecht van de rechtbank in het rechtsgebied waar hij woont.
Belanghebbenden komen regelmatig in beroep met de veronderstelling dat de verzekeringsartsen van het Uwv de medische beperkingen onderschat hebben.

De bestuursrechter dient dan te beoordelen of een verzekeringsarts zijn werk als medische specialist dus juist heeft uitgevoerd. Conceptueel is dit lastig, de bestuursrechter is immers een jurist en geen arts. Hij kan dus niet de medische beoordeling zelfstandig opnieuw uitvoeren. Hij toetst wel of de verzekeringsartsen op de juiste wijze tot de beoordeling gekomen zijn. Dit doet hij door middel van de medische rapportages in het dossier, die de bevindingen van de onderzoeken van de verzekeringsartsen bevatten. Als deze inzichtelijk, overtuigend, en consistent zijn dan oordeelt de bestuursrechter over het algemeen dat het Uwv de beslissing op juiste gronden heeft genomen.

Het komt echter voor dat er vragen zijn over de inzichtelijkheid en de overtuigingskracht van de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het Uwv. Als de bestuursrechter niet overtuigd is van het standpunt van de verzekeringsarts, kan hij zelfstandig een deskundige instellen om de medische omstandigheden van het geschil te onderzoeken. Deze bevoegdheid is opgenomen in artikel 8:47 van de Awb, en nader uitgewerkt in artikel 2.12 van het Procesreglement Bestuursrecht Rechtbanken 2017 (niet KEI-zaken) en de leidraad medische deskundigen in bestuursrechtelijke zaken.

De aanleiding van dit scriptieonderzoek was een artikel van prof. mr. B.J. van Ettekoven in Overheid en Aansprakelijkheid, waarin hij de problematiek omtrent het selecteren van deskundigen in het algemeen onder de aandacht brengt. De opdrachtgever wees dit artikel aan, als mogelijk onderwerp voor nader onderzoek.

Ook is recentelijk een arrest gewezen door het EHRM op 3 augustus 2016 in de zaak van Letinčić. Daarin overweegt het EHRM dat een bestuursrechter, bij een beoordeling van complexe medische vraagstukken, voldoende informatie moet verzamelen alvorens hij een oordeel kan vellen. Als hij dit nalaat is sprake van strijd met artikel 6 van het EVRM.

Er zijn recent verschillende artikelen gepubliceerd in de rechtsliteratuur waarin kritiek wordt geuit op het vertrouwen in deskundige(n) over wie te weinig bekend is. In de professionele standaarden is opgenomen dat de bestuursrechter deskundigen instelt van wie is getoetst en geborgd dat zij de vereiste competenties bezitten.

In hoeverre deze professionele standaard wordt nageleefd, gelet op de uit artikel 6 van het EVRM vloeiende verplichtingen, binnen de arbeidsongeschiktheidsprocedure wil ik met dit onderzoek nagaan. Indien blijkt dat er ruimte is voor verbetering, wil ik aanbevelingen doen met hoe dit kan worden verbeterd.

Aanvankelijk is een casestudy uitgevoerd bij de opdrachtgever. Door bestudering van drie verschillende dossiers waar een deskundige was ingesteld door de bestuursrechter, kon ik beschrijven hoe de bestuursrechter een deskundige selecteert, hoe de deskundige wordt benaderd en welke stappen de bestuursrechter en de deskundige ondernemen. Daarbij heb ik aanvullende informatie verkregen uit de bestudering van interne beleidsstukken en interviews met bestuursrechters.
Daarna volgt verdieping in jurisprudentie van met name het EHRM en de CRvB. Hieruit kan worden afgeleid welke verplichtingen uit artikel 6 van het EVRM volgen bij het toepassen van artikel 8:47 van de Awb door de bestuursrechter.
Daarnaast zijn verschillende artikelen gepubliceerd in de rechtsliteratuur, waarin kritiek wordt geuit op de huidige deskundigenprocedure. Deze heb ik geanalyseerd om inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor verbetering die de rechtspraktijk ziet.
Daarna wordt een uiteenzetting gedaan van in hoeverre de deskundigenprocedure voldoet aan de verplichtingen van artikel 6 van het EVRM.
Tenslotte volgt een conclusie met eventuele aanbevelingen.

Uit de resultaten is gebleken dat geen specifieke vereisten volgen voor het toetsen van de competenties van een deskundige uit artikel 6 van het EHRM. Er kan dus niet simpelweg worden gesteld of de huidige procedure ‘wel of niet voldoet’. Wel blijft de bestuursrechter verantwoordelijk dat een deskundigenrapport kwalitatief voldoet, waarbij de waarborging van de competenties van deskundigen logischerwijs van belang is.
Er is geconstateerd dat de bestuursrechter kampt met een kennisgebrek over de persoon die hij als deskundige instelt. Dit is een onwenselijke situatie die niet bijdraagt aan het behouden van de gewenste professionele standaard.

Verschillende auteurs binnen de rechtsliteratuur raden het gebruik van een ‘disclosure statement’ aan, waarin de deskundige een uiteenzetting geeft van zijn opleiding en ervaring. Dit scriptieonderzoek onderschrijft de conclusie dat dit zou bijdragen aan het verzekeren van competentie van deskundigen. Als beroepsproduct is een concept-vraagstelling opgesteld die de bestuursrechter als ‘disclosure statement’ door een deskundige zou kunnen laten invullen.

Toon meer
OrganisatieHogeschool Utrecht
OpleidingIvR HBO Rechten
AfdelingRecht
PartnerRechtbank Midden-Nederland
Datum2018-05-28
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk