Horner-syndroom : het beste diagnostische farmacon bij een patiënt met verdenking op Horner-syndroom : Cocaïne versus apraclonidine
Horner-syndroom : het beste diagnostische farmacon bij een patiënt met verdenking op Horner-syndroom : Cocaïne versus apraclonidine
Samenvatting
Doel: Patiënten met Horner-syndroom presenteren zich meestal met de symptomen miosis, ptosis, anhidrosis en iris heterochromie. Horner-syndroom kan op alle leeftijden voorkomen. De diagnose van het Horner-syndroom wordt gesteld met diagnostische druppels. Als gouden standaard worden cocaïnedruppels gebruikt. Er zijn recente studies naar diagnostiek met apraclonidinedruppels.
In deze studie kijken we of cocaïne te vervangen is door apraclonidine voor de diagnostiek van het Horner-syndroom.
Methode: Een literatuurstudie met behulp van de databanken Academic Search Premier, Pubmed en ScienceDirect.
Resultaat: De artikelen over apraclonidine laten meestal een omkering van de anisocorie zien. Bij de meeste patiënten die met behulp van cocaïne werden onderzocht bleef de aangedane pupil klein. Enkele systemische bijwerkingen werden gemeld na het gebruik van apraclonidine. Bij de cocaïnedruppels werd er bij enkele patiënten met een donkere iriskleur een verminderde invloed op de
pupildiameter gemeld.
Conclusie: Apraclonidine zou een goede druppel kunnen zijn voor de diagnostiek van het Horner-syndroom.
Organisatie | Hogeschool Utrecht |
Opleiding | Oogzorg |
Afdeling | Paramedische Studies |
Jaar | 2012 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |