Verduidelijking van de factoren die van belang zijn bij de toetsing van de rechtmatigheid van inbeslagname bij verschoningsgerechtigde beroepsbeoefenaren
Verduidelijking van de factoren die van belang zijn bij de toetsing van de rechtmatigheid van inbeslagname bij verschoningsgerechtigde beroepsbeoefenaren
Samenvatting
In Nederland hebben onder andere artsen, notarissen en advocaten een geheimhoudingsplicht waaraan ook een verschoningsrecht is gekoppeld op grond van artikel 218 Sv. Dit verschoningsrecht kan onder andere geëffectueerd worden in geval er bevel tot inbeslagname ex artikel 96a Sv wordt afgegeven door de Officier van Justitie of de rechter-commissaris. Indien de beroepsbeoefenaar geen toestemming geeft, mogen de voorwerpen niet in beslag worden genomen. In de praktijk komt het echter nogal eens voor dat de voorwerpen alsnog in beslag worden genomen en dat deze in een gesloten en verzegelde envelop worden afgegeven aan de rechter-commissaris. Daar blijven de gegevens, in afwachting van een eventuele beklagprocedure ex artikel 552a Sv die door de beroepsbeoefenaar kan worden ingesteld.
In sommige gevallen is het mogelijk dat het beroepsgeheim moet wijken voor de waarheidsvinding. Dit is alleen mogelijk in die gevallen wanneer er sprake is van ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’. Dit wordt, bij een eventuele beklag-procedure, beoordeelt door de rechtbank . Om te bepalen of er sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden, heeft de Hoge Raad de volgende zes factoren geformuleerd waaraan dit getoetst kan worden:
• De aard, omvang en context van de gevraagde gegevens;
• Het belang en de ernst van de strafzaak;
• De eventuele toestemming van de belanghebbende;
• Een eventuele verdenking tegen de verschoningsgerechtigde;
• Proportionaliteit en subsidiariteit;
• Het belang van de gevorderde gegevens.
Het probleem is echter dat deze factoren niet allemaal even duidelijk zijn wat betreft hun uitleg en doorslaggevendheid. Hierdoor kan het voor de rechter-commissaris lastig zijn om van te voren in te schatten wat de eerstelijns rechter zal oordelen in een eventuele beklagprocedure. Daarom heb ik de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: ‘Welk advies kan, door middel van een jurisprudentieonderzoek, aan het kabinet rechter-commissaris van rechtbank Rotterdam worden gegeven met betrekking tot de inschatting van de rechtmatigheid van de inbeslagname in het gerechtelijk vooronderzoek bij verschoningsgerechtigde beroepsbeoefenaren, rekening houdend met de factoren die meespelen bij de toetsing van de rechtmatigheid van de inbeslagname?’
Het doel van dit onderzoek is om de zes factoren van de Hoge Raad te verhelderen, zodat de rechters-commissarissen van het kabinet rechter-commissaris van rechtbank Rotterdam van te voren meer handvatten krijgen om in te schatten of een rechter de inbeslagname rechtmatig of onrechtmatig zal achten in een beklagprocedure. Dit onderzoek is verricht door middel van een jurisprudentieanalyse, waarbij is gekeken naar rechtszaken van eerstelijns rechters uit de periode van januari 2010 tot en met april 2016.
Uit de jurisprudentieanalyse kan men een rode draad zien in de beoordelingen van de eerstelijns rechters. Zo was te zien dat bij een aantal factoren de beoordeling telkens was onder te verdelen in een aantal categorieën. Verder bleek de proportionaliteit en subsidiariteit een belangrijke rol te spelen in de beslissing van de eerstelijns rechters. Tevens was te zien dat er, in strijd met het door de Hoge Raad bepaalde, ook gekeken werd naar de eventuele toestemming van een ander dan de belanghebbende en dat dit een duidelijke invloed had op de uiteindelijke beslissing.
Uit de jurisprudentieanalyse zijn de volgende aanbevelingen naar voren gekomen. Ten eerste is het van belang om toe te lichten om wat voor soort gegevens het gaat: vallen deze al dan niet onder het verschoningsrecht of zijn deze al dan niet aan te merken als corpora- et instrumenta delicti. Aan de hand daarvan kan bekeken worden of er überhaupt een verschoningsrecht doorbroken dient te worden om de gegevens in beslag te nemen.
Ten tweede is het motiveren van het belang en de ernst van de strafzaak van belang om de zeer uitzonderlijke omstandigheden aan te tonen. Het belang en de ernst van het feit kan onderverdeeld worden in drie categorieën: 1) ernstig feit, 2) het feit raakt de kern van de werkzaamheden van de beroepsbeoefenaar en dit kan het vertrouwen in de beroepsbeoefenaar schaden en/of 3) het belang dat de strafbaarheidstelling van het feit dient te beschermen is van groot belang.
Ook is het aan te raden om ook te kijken of er bekend is of degene waarop de gegevens zien al dan niet toestemming heeft gegeven voor de inbeslagname. Indien diegene toestemming heeft gegeven, kan het individuele belang niet meer geschaad worden door een inbeslagname. Er kunnen zich wel situaties voordoen waarin het om gegronde redenen verstandiger is om van dat standpunt af te wijken.
Verder bleek de verdenking niet van invloed te zijn op de uiteindelijke beslissing van de eerstelijns rechters. In veel gevallen ging het om een verdenking tegen de beroepsbeoefenaar zelf of op diens cliënt/patiënt.
De proportionaliteit en de subsidiariteit spelen een grote rol. Indien er minder ingrijpende mogelijkheden zijn voor de waarheidsvinding, dienen die mogelijk-heden te worden benut. Ook moet de inbeslagname voldoen aan de eisen van het proportionaliteitsbeginsel.
Verder dient een inbeslagname zich te richten op de waarheidsvinding. Het is van belang om toe te lichten hoe de gegevens kunnen bijdrage aan de waarheidsvinding.
Als laatst is het aan te raden om alle belangen in kaart te brengen en hierbij de vraag te stellen welke belangen gediend of juist geschaad kunnen worden door het beslag. Aan de hand daarvan kan gekeken worden welk belang doorslaggevend is in de beslissing om het verschoningsrecht te doorbreken.
Organisatie | Hogeschool Leiden |
Opleiding | HBO-Rechten |
Afdeling | Faculteit M&B |
Partner | Kabinet rechter-commissaris Rechtbank Rotterdam |
Datum | 2016-07-27 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |