De spelers binnen het besluitvormingsproces
Een praktijkonderzoek naar de mogelijkheden voor Holding B.V. om de samenwerking tussen de ondernemer en de ondernemingsraad te optimaliserenDe spelers binnen het besluitvormingsproces
Een praktijkonderzoek naar de mogelijkheden voor Holding B.V. om de samenwerking tussen de ondernemer en de ondernemingsraad te optimaliserenSamenvatting
Holding B.V. is een holdingvennootschap met 21 dochterondernemingen. Omdat de bedrijven in de holdingstructuur van Holding B.V. de laatste jaren aanzienlijk zijn gegroeid, is de instelling van een ondernemingsraad noodzakelijk. De directie van Holding B.V. wil de instelling van een ondernemingsraad faciliteren en hoopt een constructieve gesprekspartner in de ondernemingsraad te vinden. Gezien de snelle groei die het bedrijf doormaakt, streven zij naar een efficiënte samenwerking zodat het raadplegen van de ondernemingsraad niet onnodig veel tijd in beslag zal nemen.
De kennisvraag van dit onderzoek: “welke mogelijkheden zijn er om de samenwerking tussen de directie en de ondernemingsraad zo veel mogelijk te optimaliseren, teneinde de groei van de onderneming zo veel mogelijk te ondersteunen en faciliteren?” zal worden beantwoord door een wetsvergelijkend onderzoek tussen de Wet op de Ondernemingsraden en de Wet op de Europese Ondernemingsraden, een literatuurstudie en twee jurisprudentieonderzoeken. Waar de literatuurstudie als doel heeft het uitdiepen van de bevoegdheden van de ondernemingsraad, zal het wetsvergelijkend onderzoek kijken welke bepalingen ontleend kunnen worden aan de Europese equivalent van de Wet op de Ondernemingsraden. De jurisprudentieonderzoeken dienen ter verduidelijking van de redelijke termijn voor advies en instemming en voor de beroepsgronden voor het verkrijgen van vervangende instemming van de kantonrechter.
Het theoretisch onderzoeksgedeelte van dit onderzoek leidt tot een aantal conclusies omtrent de bevoegdheden van de spelers binnen het besluitvormingsproces. Uit de wetsgeschiedenis van Wet op de Ondernemingsraden blijkt dat de medezeggenschap van werknemers sinds de oprichting van de wet in 1950, sterk is uitgebreid. Ook kunnen we opmaken dat de kwalificatie van ‘belangrijk besluit’, afhangt van het belang van het besluit, de soort werkzaamheden van de onderneming en het aantal werknemers dat getroffen wordt door het besluit. Dit resulteert vaak in een belangrijk besluit, waardoor de ondernemer niet om de ondernemingsraad heen kan.
Voor het vaststellen van een advies- of instemmingsgerechtigd besluit dient rekening te worden gehouden met de inhoud en de strekking van het besluit alsmede de intentie van de wetgever. Want, zo oordeelde de Hoge Raad, de bevoegdheden van de or zoals genoemd in de WOR, zijn niet limitatief.
Door het wetsvergelijkend onderzoek is vastgesteld dat de Europese wetgeving in dit geval een aanvullende werking kan hebben op de invulling van de Wet op de Ondernemingsraden. Voor zowel de directie als de ondernemingsraad kan deze wetgeving een bijdrage leveren aan de invulling van de bevoegdheden.
Wat betreft de rechten en plichten van de directie, komen in dit onderzoek een aantal geschreven en ongeschreven rechtsbeginselen naar voren die abstracte gedragsnormen vormen voor beide partijen. Hoewel deze normen openstaan voor eigen interpretatie door partijen, kunnen partijen deze gebruiken om de betrouwbaarheid te waarborgen en opvulling te geven aan gaten in de wet of overeenkomsten.
Uit de resultaten van het jurisprudentieonderzoek blijkt dat de redelijke termijn voor advies en instemming wordt opgemaakt uit verschillende onderdelen. Allereerst dient de complexiteit van de zaak zwaar te wegen. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het aantal betrokkenen bij het besluit en het belang of eventuele tegenstrijdige belangen die de ondernemingsraad moet overwegen. Benadrukt wordt dat een goede voorbereiding en een duidelijk geformuleerd besluit de termijn aanzienlijk korter kan maken.
De bevindingen van het tweede jurisprudentieonderzoek leiden tot de conclusie dat voor het verkrijgen van vervangende toestemming van de kantonrechter, de directie zich het beste kan beroepen op bedrijfseconomische belangen. Goed onderbouwde economische belangen wegen zwaar voor de kantonrechter en hebben de meeste kans tegenover de (arbeids-)belangen van de ondernemingsraad.
Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek is het Governance Framework Holding opgericht, met daarin een gedragscode. In dit Governance Framework is tevens een beslismodel opgenomen voor de directie van Holding B.V. om overzichtelijk te maken wanneer en op welke wijze zij de ondernemingsraad moet inschakelen en wat de consequenties zijn als zij hiervan afwijkt.
Organisatie | Hogeschool Leiden |
Opleiding | HBO-Rechten |
Afdeling | Faculteit M&B |
Datum | 2017-08-14 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |