De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Griffierecht

Een beroep op betalingsonmacht door natuurlijke personen bij de Belastingkamer van de Hoge Raad der Nederlanden

Open access

Rechten:

Griffierecht

Een beroep op betalingsonmacht door natuurlijke personen bij de Belastingkamer van de Hoge Raad der Nederlanden

Open access

Rechten:

Samenvatting

Op 20 februari 2015 is door de Belastingkamer van de Hoge Raad een uitspraak gedaan waarin richtlijnen met criteria zijn opgenomen die gehanteerd dienen te worden bij de behandeling van een beroep op betalingsonmacht door natuurlijke personen. In beginsel is voor het starten van een cassatieprocedure griffierecht verschuldigd, maar indien rechtzoekenden hier de draagkracht niet voor hebben, kan er een beroep worden gedaan op betalingsonmacht. De uitspraak van de Hoge Raad heeft betrekking op rechtzoekenden, zijnde natuurlijke personen, die een cassatieprocedure wensen te starten maar niet voldoende draagkracht bezitten om het griffierecht te kunnen voldoen. De verwachting is dat hierdoor het aantal beroepen op betalingsonmacht zullen toenemen bij de (hoogste) bestuursrechters van Nederland. Gezien het feit dat er in beginsel geen sprake is van een verplichte procesvertegenwoordiging binnen het bestuursrecht, zullen de rechtzoekenden veelal zelf procederen. Daarom kan er niet vanuit worden gegaan dat de rechtzoekenden optimaal op de hoogte zijn van de regels omtrent het doen van een beroep op betalingsonmacht. Het is, in het kader van de rechtszekerheid en rechtseenheid, dus van groot belang dat de behandelwijze van de Belastingkamer van de Hoge Raad overeenkomt met de behandelwijzen die worden gehanteerd bij de overige gerechtelijke instanties, oftewel de gerechtelijke instanties dienen een uniform systeem te hanteren omtrent de behandeling van een beroep op betalingsonmacht door natuurlijke personen. De Belastingkamer van de Hoge Raad vraagt zich af wat de beste manier is om deze richtlijnen te implementeren in de behandelwijze teneinde een beroep op betalingsonmacht door natuurlijke personen conform de gestelde richtlijnen te behandelen wat tegelijkertijd bijdraagt aan de rechtszekerheid en rechtseenheid en niet in strijd is met het recht op toegang tot de rechter.
In dit afstudeeronderzoek wordt daarom antwoord gegeven op de volgende vraagstelling: Op welke wijze kan de Belastingkamer van de Hoge Raad der Nederlanden, in het kader van de rechtseenheid en rechtszekerheid, de richtlijnen uit het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015 het beste implementeren in de behandelwijze van een beroep op betalingsonmacht door natuurlijke personen, door middel van het doen van literatuuronderzoek, dossieronderzoek en het afnemen van interviews? Aan de hand van (rechts)bronnenonderzoek, literatuuronderzoek, dossieronderzoek en het afnemen van interviews met twee medewerkers van de Belastingkamer van de Hoge Raad, twee medewerkers van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, twee medewerkers van de Raad van State, twee medewerkers van rechtbank Den Haag en een medewerker van rechtbank Zeeland-West-Brabant is de centrale vraag beantwoord.
Allereerst is aan de hand van dossieronderzoek en het afnemen van interviews met twee medewerkers van de Hoge Raad in kaart gebracht op welke wijze een beroep op betalingsonmacht in de praktijk wordt behandeld. Op grond van de verkregen informatie uit het dossieronderzoek en het interview met de gerechtssecretaris en de medewerker van de belastinggriffie, kan worden vastgesteld dat de criteria uit de richtlijnen in het arrest van de Hoge Raad van 20 februari over het algemeen goed in de behandelwijze van de Belastingkamer van de Hoge Raad zijn geïmplementeerd.
Door middel van het afnemen van interviews met medewerkers van de overige gerechtelijke instanties is beschreven op welke wijze deze instanties in de praktijk een beroep op betalingsonmacht behandelen. Hieruit is gebleken dat elke gerechtelijke instantie op een eigen wijze de richtlijnen heeft geïmplementeerd in de behandelwijze, maar dat hier onderling wel verschillen tussen zitten.
Gesteld kan worden dat de Belastingkamer van de Hoge Raad een groot deel van de criteria (namelijk het toepassen van het bijstandspercentagetarief, het opvragen van de inkomensverklaring aan de RvR en het toetsen of het maandelijkse netto-inkomen van de rechtzoekende minder dan 90% bedraagt van de voor de alleenstaande geldende (maximale) bijstandsnorm) op consequente wijze toepast in de praktijk. Met betrekking tot het moment voor het indienen van een beroep op betalingsonmacht kan de Belastingkamer van de Hoge Raad, net als de RvS en het CBb, hier een termijn van vier weken voor geven, namelijk het eerste heffingstermijn voor het griffierecht. Daarnaast kan aan de wederpartij kenbaar worden gemaakt dat door de indiener van een beroepschrift in cassatie een beroep op betalingsonmacht is gedaan, zodat deze ook op de hoogte blijft van de procesgang. Ook zouden er meerdere gegevens en verklaringen tegelijkertijd kunnen worden opgevraagd, teneinde overzichtelijkheid te creëren en te voorkomen dat de doorlooptijden van een zaak onnodig verlengd worden. Tot slot kan de Belastingkamer van de Hoge Raad het toegankelijker maken voor de rechtzoekende om de informatie en criteria uit de richtlijnen op te zoeken of te verkrijgen. Het toepassen van de hiervoor genoemde punten zal bijdragen aan de best mogelijke wijze waarop de Belastingkamer van de Hoge Raad de richtlijnen uit de uitspraak van 20 februari kan implementeren in de behandelwijze.
De Belastingkamer van de Hoge Raad zou zich kunnen beperken tot het verlenen van een termijn van vier in plaats van acht weken voor het indienen van een beroep op betalingsonmacht, de NAW-gegevens, burgerservicenummer en eventueel ander vermogen op te vragen middels standaardberichtgeving, de actuele inkomensgegevens middels op te vragen middels standaardberichtgeving, de wederpartij kenbaar te maken dat er een beroep op betalingsonmacht is ingediend en hier de rechtzoekende ook van op hoogte stellen, informatie over een beroep op betalingsonmacht te verstrekken op de website van de Hoge Raad en in de brochure, de mogelijkheid tot het doen van een beroep op betalingsonmacht opnemen in de laatste alinea van de uitspraak van de vorige instantie en regelmatig werkoverleggen te organiseren met medewerkers van de overige gerechtelijke instanties om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen met betrekking tot de behandelwijzen van een beroep op betalingsonmacht in de praktijk. Op deze wijze zullen, met inachtneming van de rechtszekerheid en rechtseenheid, de richtlijnen op de beste manier zijn geïmplementeerd in de behandelwijze van beroep op betalingsonmacht door de Belastingkamer van de Hoge Raad.

Toon meer
OrganisatieHogeschool Leiden
OpleidingHBO-Rechten
AfdelingFaculteit M&B
Datum2015-11-23
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk