Een onderzoek naar de re-integratieplicht van werkgevers
Een onderzoek naar de re-integratieplicht van werkgevers
Samenvatting
Om de centrale vraag van deze scriptie (wanneer het UWV een loonsanctie oplegt aan de werkgever) te kunnen beantwoorden heb ik allereerst in beeld gebracht wat ziekte is en wat de verplichtingen van werkgever en werknemer zijn tijdens ziekte. Binnen het arbeidsrecht wordt er gesproken van ‘ziekte’ als een werknemer de bedongen arbeid niet kan verrichten. De bedongen arbeid is de overeengekomen arbeid zoals omschreven in de arbeidsovereenkomst. Tijdens de ziekteperiode van een werknemer is de werkgever volgens de wet verplicht om minimaal 70% van het naar tijdsruimte vastgestelde loon door te betalen voor een periode van 104 weken (en in elk geval het minimumloon tijdens de eerste 52 weken van de ziekte). De grondslag is gelegen in art. 7:629 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Tijdens deze 104 weken geldt er een opzegverbod op grond van art. 7:670 BW. De werkgever kan in deze periode in beginsel het dienstverband niet opzeggen. De bedrijfsarts zal de werknemer onderzoeken en vaststellen of de werknemer arbeidsongeschikt is. Wanneer vaststaat dat de werknemer arbeidsongeschikt is, bestaat er vanaf dat moment voor de werkgever en werknemer wederzijdse verplichtingen. Deze verplichtingen tezamen staan opgenomen in de Wet Verbetering Poortwachter. Het uitgangspunt van deze wet is om zoveel mogelijk te voorkomen dat de werknemer instroomt in de WIA. Vandaar dat de wet verplichtingen schept teneinde de zieke werknemer weer te re-integreren in het arbeidsproces. Dit wordt het re-integratietraject genoemd en vindt zijn grondslag in art. 7:658a BW en wordt nader uitgewerkt in de Regeling Procesgang Eerste en Tweede Ziektejaar. De werkgever is verantwoordelijk voor de begeleiding van het re-integratietraject. Het re-integratietraject wordt onderverdeeld in het eerste spoor en het tweede spoor. Het eerste spoor houdt in dat de werkgever binnen de eigen organisatie op zoek moet gaan naar een passende functie voor de werknemer. Het tweede spoor houdt in dat de werkgever op zoek moet gaan naar een passende functie bij een andere organisatie. Ook de werknemer heeft gedurende het re-integratietraject verplichtingen. De werknemer is verplicht tot het verlenen van zijn volledige medewerking. Als één van beide partijen zich niet aan haar verplichtingen houdt kunnen er financiële sancties volgen op grond van de artikelen 25 lid 9 WIA en art. 7:629 lid 3, 6 en 11 BW.
De werknemer kan na een jaar en 8 maanden een WIA-uitkering aanvragen. Voor deze aanvraag moet het re-integratieverslag compleet zijn, zodat het UWV het re-integratietraject kan beoordelen. Op dat moment vervult het UWV haar ‘poortwachtersfunctie’. Als het re-integratietraject volgens het UWV naar behoren is verlopen, vervalt de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever. De werknemer komt dan in aanmerking voor een WIA-uitkering. Is het re-integratietraject niet goed verlopen, dan zal de werkgever een verlengde loondoorbetalingsverplichting opgelegd krijgen. Dit wordt ook wel de loonsanctie genoemd. Deze verlengde loondoorbetalingsverplichting vervalt op het moment dat de werkgever zijn gebrek herstelt.
Als de werkgever het niet eens is met de opgelegde loonsanctie, kan de werkgever een bezwaarschrift indienen bij het UWV. Wordt het bezwaar ongegrond verklaard, dan kan de werkgever nog in beroep bij de sector bestuursrecht van de rechtbank.
Voor dit onderzoek heb ik 37 uitspraken geanalyseerd. Alle wet- en regelgeving omtrent re-integratie is vaak niet duidelijk bij vele werkgevers. Hierdoor krijgen werkgevers vaak een loonsanctie opgelegd door het UWV. Tijdens mijn onderzoek is gebleken dat er een zevental topics zijn die regelmatig terugkeren in de rechtspraak waardoor er een loonsanctie wordt opgelegd. Deze zijn:
- Geen actieve houding van de werkgever tijdens het re-integratietraject;
- Geen passende arbeid gezocht of aangeboden voor de werknemer;
- Tweede spoor te laat gestart;
- Geen mediation ingeschakeld om impasse in re-integratie op te lossen;
- Deskundigenoordeel niet aangevraagd of genegeerd;
- Re-integratieverslag niet compleet of te laat aangeleverd;
- Verantwoordelijkheid re-integratie ligt bij de werkgever.
Daarnaast heb ik nog een ‘restcategorie’ waardoor er een loonsanctie is opgelegd, namelijk:
Geen verantwoorde urenopbouw(instructie) door de werkgever, WIA-aanvraag te laat ingediend, geen begeleiding aangeboden tijdens sollicitatieprocedure, toekenning WGA uitkering is geen reden om geen re-integratie-inspanningen te verrichten, vanwege soort dienstverband heeft werkgever geen re-integratie-inspanningen verricht.
De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De werkgever heeft hierdoor geen re-integratie-inspanningen verricht. De werkgever wilde financieel en fysiek geen inspanningen verrichten voor deze werknemer omdat de arbeidsovereenkomst bijna afliep. Dit is voor de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) geen reden geweest om geen re-integratie-inspanningen te verrichten. Volgens de CRvB is de loonsanctie dan ook terecht opgelegd.
Organisatie | Hogeschool Leiden |
Opleiding | HBO-Rechten |
Afdeling | Faculteit M&B |
Partner | Advocatenkantoor Van Wessel |
Datum | 2016-07-25 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |