Met de benen op de (keuken)tafel? Formeel en informeel in het sociale domein
Met de benen op de (keuken)tafel? Formeel en informeel in het sociale domein
Samenvatting
Rondom de transities in het sociale domein is een schat aan nieuwe woorden gaan klinken. Woorden die vaak evenmin als de praktische verschuivingen die ze vergezellen eenduidig zijn. Die meerduidigheid, gecombineerd met een razendsnelle inburgering van de nieuwe woorden als een jargon van voor zonneklaar gehouden vaktermen is begrijpelijk. Je wilt niet kletsen maar werken. Maar die twee zijn in het sociaal werk niet zo makkelijk uit elkaar te houden, zeker niet in een periode van transitie waarin zowel de praktijken als de woorden veranderen. Richard de Brabander en ik (2015) schreven daar eerder over in het artikel “Leren van ambivalenties”. Enig geklets of, zoals filosofen dat vaak noemen, enige interpretatiearbeid is deel van het werk. Dat geklets is natuurlijk niet oeverloos: praktijk en interpretatie vormen elkaars oever. Alleen bezig zijn met interpretatie wordt gezwets in de ruimte, alleen bezig zijn met “de” praktijk wordt blinde dadendrang.
De noodzaak interpretatiearbeid te beschouwen als deel van praktisch werken wordt ook bij regelmaat onderstreept door uitspraken van auteurs die publiceren over allerlei praktische kwesties die zich ten aanzien van transities en transitietaal voordoen. Zo schrijven Hilhorst en Van der Lans (2014) over de verschuiving in de betekenis van het concept “Eigen kracht”. Dat had aanvankelijk, zeggen zij, betrekking op het uitnodigen van intimi van de hulpvrager bij besluiten over de juiste vorm van hulp en kreeg later de betekenis van uitnodigen van die intimi om die hulp zelf uit te voeren. Een verschuiving met onder andere als concreet gevolg een toename van hulpeloze posen bij betrokkenen. In hetzelfde jaar schrijft socioloog Trommel in de hem kenmerkende robuuste stijl over de spraakverwarring rondom “de participatiesamenleving”: “Dan is er die tenenkrommende newspeak, met als dieptepunt de sociologische absurditeit van de ‘participatiesamenleving’. Een samenleving bestaat omdat mensen eraan deelnemen, zo eenvoudig is dat…” (Trommel, 2014, p. 75). Dat is niet alleen leuk gevonden, maar ook behartigenswaardig voor de praktijk van sociaal werk, waar het een belangrijk doel van beleid is om sociale uitsluiting te voorkomen en maatschappelijke betrokkenheid te vergroten.
Er zijn veel andere voorbeelden te noemen van de praktisch betekenisvolle meerduidigheid van taal die rondom de transities een rol speelt. Taal-praktijk combinaties die tot uitdrukking komen in woorden als “zelfredzaamheid” (niet alleen ADL, maar wat dan wel?), “eigen verantwoordelijkheid van de burger” (om goed binnen de lijntjes te kleuren of is dat te kinderlijk?), “(verplicht) vrijwillig” (?!) en, last but not least, in het begrippenpaar “formeel & informeel”. Ik zal me hier verder op dat begrippenpaar concentreren.