Blaastraining na niertransplantatie
Blaastraining na niertransplantatie
Samenvatting
De afdeling D4va van het UMCG wil onderzoek doen naar de juiste manier van blaastraining voor een niertransplantatiepatiënt. Daarvoor is literatuuronderzoek gedaan om te kijken naar de evidence van blaastraining en kwalitatief onderzoek doormiddel van een vragenlijst om te kijken hoe de andere niertransplantatie centra in Nederland blaastraining toepassen.
Theoretische kader
Na de nier transplantatie krijgt de patiënt standaard een katheter en wordt er na verwijderen blaastraining gegeven om er voor te zorgen dat de patiënt zijn blaas goed leegt. De niertransplantatiepatiënt heeft na de operatie geen klep meer tussen de getransplanteerde nier en de blaas die stuwing van de nier kan voorkomen. Echter de blaastraining zoals huidig gegeven gaat ten koste van het slaap-waakritme van de patiënt.
Doel-vraagstelling
Het doel is om inzicht te krijgen in de evidence van blaastraining bij de patiënten die een niertransplantatie ondergaan, zodat er aanbevelingen kunnen worden gedaan voor het aanpassen van het huidige protocol rondom blaastraining. De vraagstelling luidt: Waaruit bestaat een evidence based blaastraining voor de patiënt die een niertransplantatie heeft ondergaan op verpleegafdeling D4?
Methodologie
Er is een literatuur- als een kwalitatief onderzoek gedaan. Voor de literatuurstudie is gebruik gemaakt van een Systematic Review, waarbij er aan de hand van zoekstrings gezocht is in PubMed en Cinahl. Voor het kwalitatief onderzoek is er een vragenlijst gebruikt die is verstuurd naar verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten van de niertransplantatie centra in Nederland.
Resultaten
Alle artikelen geven afklemmen van de katheter aan als vorm van blaastraining. De manieren van afklemmen verschillen. Oberst et.al., (1981) geeft aan dat de interventiegroep minder problemen had met urine lozen, maar daar meer tijd voor nodig had dan de controlegroep.
Daarnaast zegt Gong et.al., (2016) dat afklemmen van de katheter het risico op re-katheterisatie niet verkleind en de kans op residu zelfs kan vergroten, waarmee het afklemmen van de katheter dus niet bij draagt aan het herstel van de blaasfunctie.
Praktijkonderzoek laat zien dat er in de andere transplantatiecentra verschillende werkwijzen worden gehanteerd, en dit zonder overtuigend evidence voor deze werkwijze.
Conclusie
Er is geen overtuigend bewijs gevonden dat het geven van blaastraining bijdraagt aan het verbeteren van de blaasfunctie bij de niertransplantatiepatiënten waar bij antwoord is gegeven op de hoofdvraag; waaruit bestaat een evidence based blaastraining voor de patiënt die een niertransplantatie heeft ondergaan op verpleegafdeling D4.
Daarnaast blijkt zowel uit de literatuur als uit het praktijkonderzoek dat blaastraining op verschillende wijze wordt toegepast. Overigens blijkt dat geen van de centra voor niertransplantatie gebruik maakt van een op evidence gebaseerd protocol.
Aanbevelingen
Wij bevelen aan om praktijkonderzoek te doen bij de niertransplantatie patiënt waarbij gekeken moet worden naar de manier van blaastraining maar ook naar de gevolgen voor het slaap- waakritme van de patiënt.
Organisatie | Hanze |
Opleiding | HBO-Verpleegkunde |
Afdeling | Academie voor Verpleegkunde |
Jaar | 2018 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |