Ontwikkeling van een algoritme om de reactive strenght index bij een countermovement jump te bepalen
Ontwikkeling van een algoritme om de reactive strenght index bij een countermovement jump te bepalen
Samenvatting
Beachvolleybal Team Nederland (BTN), onderdeel van de Nederlandse Volleybalbond, is steeds op zoek naar vernieuwende elementen in trainingsmethoden die de prestaties van zijn (top)sporters kunnen verbeteren. Binnen dit kader bleek er behoefte te zijn aan een algoritme om de Reactive Strength Index (RSI), een veel gebruikte meetuitkomst die informatie geeft over de snelheid van de krachtleverantie, te bepalen bij een countermovement jump (CMJ). De berekening van de RSI is de spronghoogte gedeeld door de contacttijd. De data om de RSI te berekenen wordt verkregen met behulp van een forceplate. Het doel van dit project is om een voor de gebruiker eenvoudig toepasbaar algoritme te ontwikkelen waarmee de RSI bij een CMJ berekend kan worden. Het geschreven algoritme is ontwikkeld en zodanig uitgewerkt dat de (toekomstige) gebruiker (BTN) beperkte voorkennis nodig heeft om het algoritme te kunnen gebruiken. Daarnaast voldoet het aan alle, door BTN vooraf gestelde eisen, en is het in gebruik genomen. Voor de meting in dit onderzoek zijn 18 atleten (7 mannen, 11 vrouwen) geselecteerd door BTN. Zij hebben 5 keer een countermovement jump uitgevoerd met een gemiddelde spronghoogte van 0.35±0.06 (m), afzettijd 0.95±0.09 (s) en RSImod 0.38 ±0.07. Omdat BTN ook openstaat voor adviezen en aanbevelingen met betrekking tot sprongtraining, zijn de achtergronden en de beoogde toepassingen van de RSI onderzocht om meer inzicht te krijgen in deze parameter. De eenheid RSI is vooral bedoeld om inzicht te krijgen in de Stretch Shortening Cycle (SSC) die de springer tijdens de afzet doorloopt. Uit nadere analyse bleek dat de correlatie tussen spronghoogte en de RSImod (r= 0.84) hoog is. Hetgeen wil zeggen dat de RSImod weinig aanvullende informatie geeft ten opzichte van de spronghoogte. De RSI is een verkapte weergaven van het vermogen. Maar met een forceplate kan een meer gedetailleerde analyse gemaakt worden van het vermogen. De correlatie tussen het voor lichaamsgewicht genormaliseerde vermogen en de spronghoogte bleek sterk (r= 0.80). Net als de RSImod geeft dit weinig aanvullende informatie. Uit de resultaten verkregen met het gemaakte algoritme blijkt dat de RSI wel iets zegt over de snelheid van de countermovement maar niet iets over het effect van de countermovement op de sprongprestatie. Tijdens de countermovement wordt een SSC doorlopen. Om inzicht te krijgen in de SSC is er gekeken naar twee elementen, de Residual Force Enhancement en de voorspanning. Deze voorspanning wordt gedefinieerd als de toename van de Groud Reaction Force (GRF) als gevolg van de countermovement. De voorspanning is voor het lichaamsgewicht genormaliseerd om vergelijking van atleten mogelijk te maken. Er is gekeken of de procentuele toename van de GRF een verband heeft met de spronghoogte. Dit bleek slecht te correleren (r = 0.17). De verdieping in de achtergronden van de SSC heeft geleid tot het advies om onderzoek te doen naar de procentuele spronghoogte-toename tussen de squat jump en de CMJ. De volgende stap in een vervolgstudie zou kunnen zijn om te bepalen in hoeverre de voorspanning correleert met de toename in spronghoogte (SJ versus CMJ). Als deze correlatie sterk blijkt, kan met behulp van een forceplate mogeljik een feedbacktool worden ontwikkeld, waarmee specifiek getraind kan worden op het verhogen van de effectiviteit van de countermovement.
Organisatie | De Haagse Hogeschool |
Opleiding | GVS Mens en Techniek | Bewegingstechnologie |
Afdeling | Faculteit Gezondheid, Voeding & Sport |
Partner | Nederlandse Volleybalbond |
Jaar | 2018 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |