Een kritische noot
onderzoek naar de betrouwbaarheid, haalbaarheid en veiligheid van de huidige dubbelblinde placebogecontroleerde voedselprovocatietest met amandel, cashewnoot, hazelnoot, pinda en walnootEen kritische noot
onderzoek naar de betrouwbaarheid, haalbaarheid en veiligheid van de huidige dubbelblinde placebogecontroleerde voedselprovocatietest met amandel, cashewnoot, hazelnoot, pinda en walnootSamenvatting
Inleiding: Het aantal mensen met een voedselallergie in de westerse samenleving neemt toe. Omdat een voedselallergie ernstige gevolgen kan hebben en zelfs levensbedreigend kan zijn, is het stellen van een juiste diagnose van groot belang. De gouden standaard voor het stellen van de diagnose voedselallergie is een dubbelblinde placebogecontroleerde voedselprovocatie (DBPGVP). Sinds 1 september 2015 worden in het Reinier de Graaf ziekenhuis DBPGVP’s uitgevoerd met een hogere dosering aan allergeen eiwit bij amandel, cashewnoot, hazelnoot, pinda en walnoot, conform de nieuwe richtlijn uit het PRACTALL consensus report 2012. Omdat deze richtlijn nog onvoldoende is getest, is onbekend in hoeverre deze test betrouwbaar, haalbaar en veilig is. Daarom luidt de hoofdvraag van dit onderzoek: In hoeverre dient de dosering van het testmateriaal gebruikt bij dubbelblinde placebogecontroleerde voedselprovocatietesten met amandel, cashewnoot, hazelnoot, pinda en walnoot voor kinderen van 2-18 jaar te worden aangepast om een betrouwbare, haalbare en veilige procedure te realiseren?
Methode: De hoofdvraag is beantwoord door een retrospectieve database-analyse. In het praktijkonderzoek is van 212 patiënten, die DBPGVP’s met amandel, cashewnoot, hazelnoot, pinda en walnoot hebben ondergaan, bepaald: hoe vaak een fout-negatieve uitkomst voorkomt, hoeveel patiënten de gehele DBPGVP kunnen voltooien en hoe vaak er een ernstige reactie op de startdosis optreedt. De betrouwbaarheid, haalbaarheid en veiligheid van de DBPGVP werd vastgesteld op basis van de incidentie afkapwaarde <5%.
Resultaten: Van de in totaal 212 DBPGVP’s, waren 114 DBPGVP’s negatief en 98 positief. Na een negatieve DBPGVP werd het allergeen bij 67,2% van de patiënten thuis geïntroduceerd. Hiervan had geen enkele patiënt een allergische reactie in de thuissituatie (100%). De haalbaarheid werd bepaald op basis van het aantal voltooide DBPGVP’s per groep allergeen eiwit en bedroeg respectievelijk, 91,7% bij de groep van 1400 mg allergeen eiwit (hazelnoot) en 52,9% bij de groep van 4400 mg allergeen eiwit (amandel, cashewnoot, pinda en walnoot). Het verschil in aantal voltooide DBPGVP’s tussen de groep van 1400 mg en 4400 mg allergeen eiwit was significant (P=0,000). Van de 98 positieve DBPGVP’s was er bij 2% een ernstige reactie op de startdosis, waarbij het aantal reacties op de startdosis voor de vijf allergenen significant verschilde (P=0,031). Met een logistische regressie is aangetoond dat significant meer reacties zijn op de startdosis bij DBPGVP’s met hazelnoot (B=1,540;P=0,015) en er bij pinda een trend naar statistisch signifant meer reacties zijn (B=1,718;P=0,074) ten opzichte van amandel, cashewnoot en walnoot.
Conclusie en discussie: Op basis van de vooraf gestelde eisen kan worden geconcludeerd dat de huidige dosering aan testmateriaal bij DBPGVP’s met amandel, cashewnoot, hazelnoot, pinda en walnoot een betrouwbare en veilige, maar geen haalbare procedure realiseert. De haalbaarheid betreft de hoeveelheid testmateriaal, dat patiënten tijdens de test moeten eten. Omdat deze hoeveelheid voor meer dan de helft van de patiënten te veel is om de test te kunnen voltooien, wordt aanbevolen om een meer haalbare test te realiseren. Derhalve wordt geadviseerd om geconcentreerdere receptuur te ontwikkelen voor DBPGVP’s met cumulatief 4400 mg allergeen eiwit, door gebruik te maken van notenmeel met een lager vet en hoger eiwitgehalte.
Organisatie | De Haagse Hogeschool |
Opleiding | GVS Voeding en Diëtetiek |
Afdeling | Faculteit Gezondheid, Voeding & Sport |
Partner | Reinier de Graaf Ziekenhuis, Delft |
Jaar | 2017 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |