Ontwerp van een trainingshulpmiddel voor een paralympische zwemster met een dubbele onderbeenamputatie en onderzoek naar de effecten hiervan op de coördinatie van de zwembewegingen
Ontwerp van een trainingshulpmiddel voor een paralympische zwemster met een dubbele onderbeenamputatie en onderzoek naar de effecten hiervan op de coördinatie van de zwembewegingen
Samenvatting
De bondscoach van het paralympische zwemteam boekt tijdens de trainingen van een zwemster met een dubbele onderbeenamputatie weinig tot geen vorderingen ten aanzien van verbetering van de lichaamscoördinatie tijdens de borstcrawl. Om de lichaamscoördinatie voor deze specifieke zwembeweging te verbeteren wil hij de zwemster bewuster maken van haar waterligging. Hij denkt dit te bereiken door gebruik te maken van trainingsvinnen. Zijn idee hierachter is dat door de trainingsvinnen in zekere mate een simulatie gegeven wordt van zwemmen met onderbenen. Door dit haar te laten ervaren denkt hij dat de zwemster meer 'voeling' met het water krijgt en zij zodoende haar techniek kan verbeteren. De probleemstelling luidt: Ontwerp een trainingshulpmiddel om de coördinatie van een paralympische zwemster met een dubbele onderbeenamputatie te verbeteren.
In de kern van deze scriptie wordt in het kort de techniek van de borstcrawl behandeld. De nadruk ligt op de huidige ideeën over de totstandkoming van de waterligging. Een goede waterligging is cruciaal voor een minimale waterweerstand tijdens het zwemmen. De waterligging wordt bepaald door de locaties van het volumemiddelpunt (VMP), het lichaamszwaartepunt (LZP) en de optredende krachten in relatie tot de lichaamspositie. Het momentenspel van een zwemmer wordt bij gegeven parameters bekeken in zowel een statische als dynamische situatie.
Met gebruik van bovenstaande kennis geeft deze scriptie een verslag van het onderzoek naar de zwembewegingen van iemand met een dubbele onderbeenamputatie. Tijdens het onderzoek zijn hiervoor de zwembewegingen van deze persoon met en zonder gebruik van de ontwikkelde trainingsvinnen vergeleken. Een doel van het onderzoek is vast te stellen of de waterligging van de zwemster door gebruik van vinnen te verbeteren is. Vervolgens is het de bedoeling dat de zwemster de ervaringen die ze opdoet bij het zwemmen met de vinnen (de genoemde voeling met het water) ook kan toepassen bij het zwemmen zonder vinnen en dat ze uiteindelijk haar prestaties ook tijdens het zwemmen zonder de trainingsvinnen kan verbeteren.
Om tot een vergelijk te kunnen komen is naast bestaande analysegegevens van valide zwemmers een analyse gemaakt die is toegespitst op het zwemmen zonder onderbenen. Door het ontbreken van de onderbenen ontstaat er namelijk een verschuiving van het LZP en VMP, dit wordt zichtbaar gemaakt aan de hand van een model. Door de verplaatsing van het LZP en het VMP en ook het wegvallen van de geleverde propulsie door de onderbenen ontstaat er een ander momentenspel. Vanuit dit momentenspel kan er iets gezegd worden over de veranderingen veroorzaakt door gebruik van het trainingshulpmiddel. Aan de hand van de gevonden resultaten wordt het zwempatroon van de zwemster met de dubbele onderbeenamputatie in het verslag besproken. Een opvallend verschil ten opzichte van valide zwemmers is dat de zwemster zonder onderbenen tijdens het zwemmen meer zijwaarts transleert in haar heupen en daarbij ook meer met haar hoofd beweegt. De bondscoach wil deze ongunstige zwembewegingen bewegingen verminderen door het trainen met de vinnen. De tijd moet leren of door deze training het uiteindelijk mogelijk is om zonder gebruik van de trainingsvinnen deze bewegingen ook te verminderen.
Uit de analyse vallen verschillende eisen en wensen ten aanzien van de trainingsvinnen op te maken. Aan de hand hiervan zijn een aantal concepten ontwikkeld waaruit een keuze is gemaakt voor het uitwerken van één testmodel. Met dit testmodel zijn twee testen uitgevoerd. Met de uitkomsten van de eerste test is een aantal eisen voor het eindontwerp naar voren gekomen. In de tweede test is in kaart gebracht wat de veranderingen in het zwempatroon zijn bij gebruik van de vinnen. Er is in detail gekeken naar de translatie van de heup. Uit de test blijkt dat bij gebruik van het trainingshulpmiddel de translatie van de heup minder is dan bij zwemmen zonder het trainingshulpmiddel. De translatie van de heup wordt hierdoor met 18,5 % verminderd.
Organisatie | De Haagse Hogeschool |
Opleiding | TISH Bewegingstechnologie |
Afdeling | Academie voor Technologie, Innovatie & Society Den Haag |
Partner | Expertisecentrum Bewegingstechnologie |
Jaar | 2011 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |