Het in kaart brengen van de bewegingsmogelijkheden en beperkingen van mevrouw Brinkman ten behoeve van het ontwerpen van een hockey orthese
Het in kaart brengen van de bewegingsmogelijkheden en beperkingen van mevrouw Brinkman ten behoeve van het ontwerpen van een hockey orthese
Samenvatting
Het doel van deze afstudeerscriptie is om de bewegingsmogelijkheden en beperkingen van mevrouw Brinkman in kaart te brengen ten behoeve van het ontwerpen van een hockey orthese. Hieruit wordt een lijst van eisen en wensen samengesteld. Aan de hand van deze lijst kan de ideale hockey orthese voor mevrouw Brinkman worden ontworpen.
Het is bekend dat mevrouw Brinkman aan haar linkerenkel een voetheffersparese en een verhoogde kans op een inversietrauma heeft. Om de bewegingsmogelijkheden en beperkingen hiervan te onderzoeken zijn er meerdere deelvragen opgesteld.
1. Wat is het verschil in hoekuitslag in graden tussen het linker- en rechterbeen bij plantair- en dorsaalflexie, supinatie en pronatie in de enkel en flexie en extensie in de knie?
2. Welke bewegingen kan mevrouw Brinkman zelf uitvoeren zonder orthese?
3. Wat is het verschil in kracht tussen de linker- en rechterenkel in plantair- en dorsaalflexie, supinatie en pronatie?
4. Wat zijn de optredende krachten tijdens hockeybewegingen bij de aangedane enkel en wat zijn de optredende momenten tijdens de bewegingen waarbij er een grote pronatiekracht nodig is?
5. Heeft mevrouw Brinkman een veranderd looppatroon, wat zijn de maximale grondreactiekrachten op de enkel en wat zijn de optredende enkelhoeken in graden die tijdens het hockeyen kunnen optreden?
6. Wat is de stijfheid die de orthese in dorsaalflexie minimaal moet hebben en tijdens plantairflexie maximaal mag hebben?
Bovenstaande deelvragen zijn getoetst. Hier zijn verschillende resultaten uit naar voren gekomen. De hockey orthese moet een scharnier bevatten rond de enkel waarbij de evo 94° in dorsaalflexie en 130° in plantairflexie moet toelaten. In dorsaalfexierichting moet de evo een veer bevatten die de voet kan optillen tijdens de zwaaifase, maar ook de klapvoet tussen heel contact en standfase kan voorkomen. De stijfheid van de orthese in dorsaalflexie moet 0,23 Nm/° zijn. Het maximaal plantair flecterend moment dat mevrouw Brinkman tijdens de afzet levert is 163,33 Nm. Dit moment is groter dan 0,77 Nm dat nodig is om de voet omhoog te houden bij bewegingen waarbij dorsaalflexie vereist is. Doordat de benodigde stijfheid van de orthese tegengesteld werkt aan het optredende moment tijdens de afzet, zal mevrouw Brinkman hierbij worden tegengewerkt. De hoeveelheid last die mevrouw Brinkman tijdens de afzet zal ervaren van de tegenwerkende stijfheid moet in de testfase vastgesteld worden. Dan wordt duidelijk of de benodigde stijfheid van 0,23 Nm/° de afzet zal belemmeren.
Ook moet de hockey orthese 45° in pronatierichting en 61° in supinatierichting toelaten. Doordat de pronatoren van mevrouw Brinkman niet meer werken, verzwikt zij regelmatig haar enkel. Om een inversietrauma te voorkomen moet de orthese verdere hoekuitslagen volledig tegenhouden. De spierkracht die de pronatoren niet meer kunnen leveren moet opgevangen worden door de hockey orthese. Voor de keuze van het materiaal van de hockey orthese moet de spierkracht omgerekend worden naar trekkracht. Hier is een voorbeeldberekening van gemaakt waar 44,89 N/mm² uit komt. Dit is de trekkracht dat het materiaal van de hockey orthese minimaal aan moet kunnen. Dit is de trekkracht dat het materiaal van de hockey orthese minimaal aan moet kunnen. Het materiaal dat aan de hand hiervan bepaald kan worden moet de functie van de uitgevallen pronatoren overnemen. De richting waarin het materiaal van het hulpmiddel zijn werk moet doen is de richting van de ligging van het lig. talofibulare anterius. Dit is het ligament dat op spanning komt te staan bij een bewegingsbeperkt onderste spronggewricht.
Binnen deze afstudeerscriptie is er een lijst van eisen en wensen gemaakt waarmee een orthese ontworpen kan worden. Deze lijst van eisen en wensen kan verder worden aangevuld door supinatie en pronatie dynamisch te meten. Hieruit kan de relatie bepaald worden tussen de pronatie- en supinatiehoeken en de krachten die op de enkel van mevrouw Brinkman komen te staan tot het moment van verzwikken van de enkel. Daarnaast moet er voor het uiteindelijke ontwerp gekeken worden naar het uiterlijk van het hulpmiddel. Hiervoor zijn op dit moment nog geen aspecten bepaald, zoals het draagcomfort en het aan en uit trekken van het hulpmiddel. Ook bestaat er de mogelijkheid dat er op dit moment een hulpmiddel op de markt is dat voldoet aan de geformuleerde randvoorwaarden, eisen en wensen voor een hockey orthese voor mevrouw Brinkman. In een vervolg onderzoek zou hier naar gekeken moeten worden, voordat er een nieuw hulpmiddel wordt ontworpen.
Organisatie | De Haagse Hogeschool |
Opleiding | GVS Bewegingstechnologie |
Afdeling | Faculteit Gezondheid, Voeding & Sport |
Jaar | 2015 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |