Het uitsnijden en het een-op-een hergebruik van in het werk gestort beton
Van downcycling naar upcyclingHet uitsnijden en het een-op-een hergebruik van in het werk gestort beton
Van downcycling naar upcyclingSamenvatting
Het doel van dit afstudeeronderzoek is om het hergebruik van bestaand beton binnen de circulaire economie een impuls te geven. Vanwege de aanhoudende leegstand en mogelijke sloop van panden in de kantoorsector is een duurzaam alternatief bedacht dat de waardevermindering van in het werk gestort beton moet tegengaan. Het idee is om een betonskelet met behulp van de Japanse sloopmethode in losse elementen te demonteren, om deze elementen vervolgens in een nieuwe situatie te hergebruiken.
De focus van het onderzoek ligt op de bouwtechnische en constructieve haalbaarheid die aansluit op onze beroepscompetenties en interesses. In het onderzoek is het financiële aspect bewust niet in kaart gebracht, omdat het vergroten van de kennis binnen ons eigen vakgebied de voorkeur heeft. Aan de hand van vier deelvragen is de volgende onderzoeksvraag beantwoord: “Is het constructief en bouwtechnisch haalbaar om een in het werk gestort betonskelet van een kantoorgebouw hoogwaardig te hergebruiken als prefab-element voor een gelijksoortige toepassing?”
Uit een interview met Frans van Herwijnen, professor aan de Technische Universiteit Eindhoven, is gebleken dat het hergebruik van de complete betonconstructie waarschijnlijk niet financieel interessant genoeg is. Tijdens dit interview is aan de orde gekomen dat tachtig à negentig procent van de kosten van een hoofddraagconstructie in de vloer zitten. Tevens heeft Van Herwijnen te kennen gegeven dat hergebruik van vloeren een stuk eenvoudiger is te realiseren dan hergebruik van een balk-kolom. Daarom is alleen het hergebruik van vloeren in betonconstructies onderzocht.
Uit het onderzoek blijkt dat hergebruik zowel op constructief als op bouwtechnisch niveau haalbaar is. De resultaten geven weer dat de elementen met eenvoudige aanpassingen herbruikbaar zijn. Op bouwtechnisch niveau, waarbij geluid de enige bedreiging voor de haalbaarheid vormt, is naar voren gekomen dat er met behulp van een droge of natte zwevende dekvloer aan de hoogst gestelde bouwbesluit-eis kan voldoen. De brand-eis die tot de constructieve haalbaarheid behoort, kan net als de dekking-eis omtrent milieuklasse en ontwerplevensduur eenvoudig verholpen worden met spuitbeton. Een dreiging die een grotere invloed heeft op de constructieve haalbaarheid is de verandering van de schematisering van de vloer. Deze verandering heeft namelijk een nadelig effect op het draagvermogen van de vloer. Een constructieve druklaag is een oplossing waarmee het draagvermogen van de constructieve vloer hersteld kan worden. Voor een goede aanhechting dient daarvoor wel eerst de dekvloer verwijderd te worden.
Om de geschiktheid van hergebruik te kunnen beoordelen is een strokenschema ontwikkeld. Dit schema is verdeeld in vier fases die elk met een go/no-go beslissing worden afgesloten. De fasering bestaat uit een vooronderzoek en drie kwaliteitscontroles. In het vooronderzoek moet allereerst de constructieve haalbaarheid onderzocht worden. Dit kan met behulp van de aanwezige tekeningen en berekeningen. Indien hergebruik constructief haalbaar is, kan de fysieke conditie van de betonconstructie getoetst worden. Dit gebeurt eerst op basis van een visuele inspectie en vervolgens op basis van kwaliteitsmetingen. Deze fases spelen zich beide af nadat het gebouw tot het casco gestript is en worden met “go or no-go” beslist. Vervolgens kan er gestart worden met de demontage van de constructie, waarna in de laatste fase een keuring op elementniveau plaatsvindt. Deze keuring garandeert dat elk element aan het voorgeschreven kwaliteitsniveau voldoet.
Het gebouw kan middels de Japanse sloopmethodiek laagsgewijs van boven naar beneden gedemonteerd worden. In combinatie met de diamanttechniek, die normaliter bij het zagen van sparingen toegepast wordt, wordt de constructie in losse elementen gezaagd. Aangezien de omstandigheden bij de demontage van vloeren bij ieder project grotendeels hetzelfde zijn, zijn er ontwerp- en uitvoeringscriteria opgesteld. Deze criteria zijn grotendeels gerelateerd aan de begrenzingen van het horizontale en verticale transport van de vloeren. Met behulp van deze uitgangspunten is een universeel demontageplan tot stand gekomen dat de basis vormt van het uitvoeringsproces. De overige constructie kan daarentegen op verschillende manieren zijn uitgevoerd, waardoor externe factoren invloed hebben op het demontageplan. Deze factoren zijn echter situatieafhankelijk en moeten per project worden vastgesteld.
Organisatie | HAN University of Applied Sciences |
Opleiding | Bouwkunde |
Afdeling | Academie Built Environment |
Partner | - |
Datum | 2016-11-01 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |