Afstand en nabijheid : een kwestie van balans
Een onderzoek naar de alliantie tussen een IAG-hulpverlener en een multiprobleemgezinAfstand en nabijheid : een kwestie van balans
Een onderzoek naar de alliantie tussen een IAG-hulpverlener en een multiprobleemgezinSamenvatting
Het onderzoek ‘Afstand en nabijheid: een kwestie van balans’ is uitgevoerd in opdracht van het Lectoraat Werkzame Factoren in de Jeugd- en Opvoedhulp binnen de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Het doel van het Lectoraat is om verbetering in de jeugdzorg te leveren en bij te dragen aan de voorbereiding van toekomstig hulpverleners (Van Hattum, 2018). Binnen dit onderzoek is dit gedaan door samen te werken met de IAG-opleiding van het HAN-VDO. Deze opleiding is bedoeld voor hulpverleners die actief zijn in de ambulante jeugdhulp en te maken krijgen met complexe multiprobleemgezinnen (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, z.d.-c). De opdracht voor de onderzoekers was om te kijken naar de samenwerkingsrelatie, ook wel alliantie genoemd. De definitie van alliantie is de band en samenwerking tussen de hulpverlener en een gezinslid (Van Gotum, 2016). Binnen dit onderzoek is gekeken naar de meervoudige alliantie. Dit houdt in dat wordt gekeken naar de band tussen hulpverlener en meerdere gezinsleden binnen één gezin en met alle hulpverleners rondom een gezin (Van Hattum, 2018).
Door onderzoek te doen binnen de praktijk en literatuur is naar voren gekomen dat afstand en nabijheid een belangrijk onderdeel binnen meervoudige alliantie is. Deze aspecten beïnvloeden de mate waarin iemand zich open durft te stellen, de wijze waarop wederzijdse betrokkenheid in goede banen wordt geleid en de diepgang van het contact (Dubbeldam & Mooren, z.d.). Literatuur- en praktijkonderzoek geven aan dat professionele betrokkenheid, macht als zeggenschap en macht als invloed en meerzijdige partijdigheid belangrijke aspecten zijn. Vanuit eerder onderzoek naar afstand en nabijheid is gebleken, dat iedere hulpverlener een andere manier van handelen hanteert als het gaat om afstand en nabijheid (Kolen, 2018). Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in wat twee IAG-hulpverleners van twee verschillende organisaties in gesprek met een gezin laten zien betreft afstand en nabijheid.
Vanuit dit doel is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: ‘Wat laten twee hulpverleners van entrea lindenhout en Karakter in twee evaluatiegesprekken met multiprobleemgezinnen zien wat betreft de afstand en nabijheid?’ Hieruit zijn de volgende deelvragen geformuleerd:
1. Hoe laten de IAG-hulpverleners van entrea lindenhout en Karakter professionele betrokkenheid zien in het evaluatiegesprek?
2. Hoe laten de IAG-hulpverleners van entrea lindenhout en Karakter evenwicht zien in macht als zeggenschap en macht als invloed in het evaluatiegesprek?
3. Hoe laten de IAG-hulpverleners van entrea lindenhout en Karakter meerzijdige partijdigheid zien in het evaluatiegesprek?
Deze vragen zijn beantwoord door kwantitatief onderzoek te doen. Voor dit onderzoek is een meetinstrument ontwikkeld met gedragingen die hulpverleners tijdens een hulpverleningsgesprek laten zien om de afstand en nabijheid in kaart te brengen. De gedragingen zijn verdeeld onder de drie aspecten die naar voren kwamen bij afstand en nabijheid. Bij professionele betrokkenheid lieten de hulpverleners onder andere vaak zien hoe zij: flexibel omgaan met afstand en nabijheid en het delen van een vrolijk moment of grapje met de gezinsleden. De hulpverleners lieten minder vaak of niet zien dat zij zorg of gepaste affectie toonden voor gezinsleden en het geven van persoonlijke reacties. Bij het laten zien van een evenwicht te hebben in macht als zeggenschap en macht als invloed lieten de twee hulpverleners onder andere zien: de eigen krachten van het gezin te bevorderen en gebruik te maken van zowel de ervaringsdeskundig van het gezin als van de eigen kennis. De hulpverleners lieten minder of niet zien dat zij vroegen wat de gezinsleden wilden bespreken en vroegen niet naar de impact van een eerdere huiswerkopdracht. Bij meerzijdige partijdigheid lieten de hulpverleners vaak zien dat zij sensitief en positief reageerden en dat zij zich verdiepten in het perspectief van ieder gezinslid. De hulpverleners lieten weinig of niet zijn dat zij openlijk en vijandig gedrag van gezinsleden begrensden of beperkten en dat zij gezinsleden aanmoedigde om naar elkaars zienswijze of mening te vragen.
Wanneer gekeken is naar wat de twee hulpverleners over het algemeen genomen in het evaluatiegesprek lieten zien, is dat zij flexibel omgingen met de afstand en nabijheid. Zij hebben de juiste balans gevonden tussen afstand en nabijheid. Dit lijkt afhankelijk te zijn van de richtlijnen van de organisaties waar zij werken. Bij hulpverlener K. zijn er strengere richtlijnen, waardoor bij haar ook te zien was dat zij minder persoonlijk betrokken bij het gezin is dan hulpverlener E. Hoewel zij tijdens het evaluatiegesprek beiden lieten zien vraaggericht te werken, kunnen ze op sommige momenten de regie meer bij het gezin leggen. Datzelfde geldt voor het op gang brengen van de dialoog.
Bij een vervolgonderzoek is het van belang om te kijken naar het cliëntperspectief binnen afstand en nabijheid, meerdere participanten te benaderen en van iedere hulpverlener meerdere beeldopnames te analyseren. Er kan dan geconcludeerd worden of dit overeenkomt met de huidige resultaten of dat de afstand en nabijheid afhankelijk is van bijvoorbeeld meer beeldmateriaal of het cliëntperspectief.
Organisatie | HAN University of Applied Sciences |
Opleiding | Pedagogiek |
Afdeling | Academie Mens en Maatschappij |
Partner | Lectoraat Werkzame Factoren in de Jeugd- en Opvoedhulp |
Datum | 2020-06-02 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |