Ik moet perfect zijn
Een consensus-based onderzoek over schemagerichte (psycho)dramatherapie voor de vermijdende, afhankelijke en dwangmatige persoonlijkheidsstoornissen binnen de ambulante zorgIk moet perfect zijn
Een consensus-based onderzoek over schemagerichte (psycho)dramatherapie voor de vermijdende, afhankelijke en dwangmatige persoonlijkheidsstoornissen binnen de ambulante zorgSamenvatting
Achtergrond - Jeffrey Young is de grondlegger van schematherapie. Schematherapie is een combinatie van cognitieve gedragstherapie en experiëntiële technieken (ervaringsgerichte technieken) met de nadruk op de therapeutische relatie als middel tot verandering en een sterke focus op het verwerken van traumatische ervaringen (Genderen & Arntz, 2010, p.23). Binnen schematherapie wordt gewerkt aan de hand van een schemamodel. Volgens Muste en Claassen (2009) maakt het schemamodel van Young het aan cliënten duidelijk wat de samenhang is tussen de verschillende schema’s en wat de gevolgen hiervan zijn in hun dagelijks leven. Schematherapie wordt in Nederland al door verschillende (psycho)dramatherapeuten ingezet en momenteel blijkt er vraag te zijn naar onderzoek gericht op schemagerichte (psycho)dramatherapie voor de cluster- C problematiek.
Doel - Het doel van het onderzoek: “Een concretisering van een consensus- based behandelproduct voor de vermijdende, afhankelijke en dwangmatige persoonlijkheidsstoornissen binnen schemagerichte (psycho)dramatherapie in de ambulante zorg.”
Onderzoeksmethode/onderzoekstype - Aan de hand van het kwalitatief onderzoek wordt het onderzoek een inventariserend vooronderzoek voor de opdrachtgever. In het onderzoek wordt onderzocht waar de behoeftes liggen vanuit de therapeuten en de cliënten om zo tot een passend behandelproduct te komen. Voor het ontwikkelen van een behandelproduct wordt gebruik gemaakt van een ontwikkelingsonderzoek. Uit de databronnen moet het mogelijk zijn om geschikte kennis te verzamelen voor de inhoud van een nieuw behandelproduct (Migchelbrink, 2013, p.137). Kwalitatief onderzoek maakt het mogelijk om te exploreren wat de symptomen, de interactie en de interventies voor de cliënt betekenen (Munten et al., 2006, p. 150). Door het ervarings- praktijk gerichte karakter van dramatherapie sluit de kwalitatieve onderzoeksaanpak goed aan (Sturmans, 2010, p. 10). Door gebruik te maken van een triangulatie, ontwikkeld door Munten, in het onderzoek zijn de dataverzamelingstechnieken uitgevoerd op de gebieden van cliëntenvoorkeur, klinische expertise en deskresearch (Munten, Cox, Garretsen & Bogaard, 2006, p. 151-152). Hieruit zijn de volgende resultaten gekomen:
Resultaten - Wanneer binnen de ambulante zorg schemagerichte (psycho)dramatherapie aangeboden wordt, heeft de cliënt recht op psycho-educatie. De psycho-educatie bestaat onder andere uit een casusconceptualisatie. De behandelingsduur is gemiddeld één jaar één keer per week. Uit de resultaten blijkt dat de sessieduur gemiddeld 130 minuten is. De groep bestaat uit 8 cliënten met verschillende soorten van problematiek. Wanneer mogelijk is de inzet van een co-therapeut gewenst. Verder blijkt uit de resultaten dat groepstherapie een grote toegevoegde waarde heeft, maar individuele hulp wordt niet uitgesloten. Waar groepstherapie tekortschiet blijkt individuele therapie meer dan welkom te zijn.
Het fasemodel van Emunah sluit het meest aan op dramatherapie waarin de speelsheid en accent op het bevorderen van spontaniteit belangrijk is voor de cluster- C problematiek. Psychodrama wordt ingezet als verwerkingstechniek binnen fase 4 van Emunah. Tevens beschikt de werkwijze ‘het Matrix model’ over indicatiegebieden waarin het dramatherapeutische karakter van Emunah en de schematherapie onder te verdelen valt. Het Matrix model geeft de indicaties weer wat de therapeut binnen een bepaalde fase kan aanbieden aan de cliënten. De stabiliserende/ structureerde/ emotieregulatie/ verwerkingsgerichte en coping en vaardigheden zijn hierin de belangrijkste accenten.
Zolang dramatherapie en psychodrama de leidraad vormen binnen de therapie en schematherapie wordt ingezet als gemeenschappelijk begrippenkader kunnen alle oefeningen worden aangeboden. Kenmerkend voor de oefeningen is dat ongeacht welke oefening er wordt ingezet er vrijwel altijd een koppeling gemaakt wordt naar schema’s, modi en copingstijlen. Tot slot kan de therapeut schemagerichte (psycho)dramtherapie inzetten als hij/zij beschikt over de geschikte bijscholing over psychodrama en schematherapie.
Conclusie - Uiteindelijke heeft het onderzoek geleid tot een deskundig, praktijkgericht behandelproduct met een goede theoretische basis. In bijlage 1 kunt u het uiteindelijke behandelproduct ‘Spelen met schema’s en modi’ vinden.
Organisatie | HAN University of Applied Sciences |
Opleiding | Vaktherapie |
Afdeling | Academie Gezondheid en Vitaliteit |
Partner | Hogeschool van Armhen en Nijmegen |
Datum | 2015-09-18 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |