Protocol ernstige rekenproblemen en dyscalculie groep 5 tot en met 7
Protocol ernstige rekenproblemen en dyscalculie groep 5 tot en met 7
Samenvatting
De vroegtijdige onderkenning en behandeling van ernstige
rekenwiskundeproblemen staat op veel basisscholen nog in de
kinderschoenen. Er zijn, in tegenstelling tot ernstige leesproblemen of dyslexie, nog geen landelijke protocollen die richting geven aan het signaleren, diagnosticeren en begeleiden van leerlingen met ernstige rekenwiskundeproblemen of dyscalculie. Leerlingen met rekenproblemen krijgen daardoor niet altijd de hulp die ze nodig hebben. Vaak wordt die hulp pas geboden in de midden of bovenbouw van de basisschool, wanneer de leerling is vastgelopen in het leerproces.
Wij hebben een protocol ernstige rekenproblemen en dyscalculie
geschreven voor de groepen 5 tot en met 7. Dit protocol is een vervolg op het protocol ernstige rekenproblemen en dyscalculie groep 1 tot en met 4 van M. Kuiper en T. Van Rijn (2009). Het protocol voor de groepen 5 tot en met 7 is bedoeld om leerkrachten in de midden en bovenbouw houvast te geven, zodat er zo vroeg mogelijk een interventieprogramma gestart kan worden waardoor er meer kans is op succes.
Na de introductie in hoofdstuk 1 beschrijven we in hoofdstuk 2 de
situering op onze scholen, de Howiblo in Montfoort en Het Baken in
Veenendaal.
In hoofdstuk 3 wordt vanuit de (internationale) literatuur aangegeven wat er verstaan wordt onder rekenproblemen, rekenstoornissen en dyscalculie.
Er wordt stilgestaan bij de tot nu toe in Nederland gangbare werkdefinitie van dyscalculie. Ongeveer 3 procent van de leerlingen heeft een rekenstoornis. Dyscalculie komt even vaak voor bij jongens als bij meisjes. Op basis van internationale literatuur worden er verschillende subtypen van rekenstoornissen onderscheiden. Er wordt kort aandacht besteed aan NLD (NonVerbal Learning Disorder). Ook het samengaan met andere stoornissen, comorbiditeit, komt ter sprake.
In hoofdstuk 4 wordt het 'normale' leerproces beschreven met betrekking tot de ontwikkeling van rekenwiskunde bij leerlingen op de basisschool. Er worden korte beschrijvingen gegeven van ontluikende gecijferdheid, het voorbereidend en aanvankelijk rekenen, om zo de doorgaande lijn in de rekenwiskundeontwikkeling te kunnen schetsen. Het zwaartepunt van de beschrijving ligt bij de het voortgezet rekenen, dat vanaf halverwege groep 4 start. Er wordt een voorbeeld gegeven van een door de SLO uitgewerkt kerndoel voor de groepen 5 tot en met 7/8. In dit hoofdstuk wordt tevens stilgestaan bij de het belang van taal voor het hedendaagse realistische rekenen. De in de contextopgaven gehanteerde taal kan voor sommige leerlingen problemen opleveren. Tot slot wordt kort aandacht besteed aan CAT en DAT.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 een beschrijving gegeven van de te
nemen stappen om (ernstige) rekenproblemen, in de groepen 5 tot en
met 7, zo vroeg mogelijk te kunnen signaleren en behandelen. Deze
stappen worden weergegeven in stappenplannen en stroomdiagrammen
per leerjaar.
In hoofdstuk 6 wordt het diagnosticerend onderwijzen beschreven. De
expertise van de leerkracht staat hierbij centraal. Effectieve
instructieprincipes die recht doen aan alle leerlingen worden beschreven, zoals convergente differentiatie, verlengde instructie en het organiseren van bloktijd. Tevens wordt een beschrijving van een voorbeeldles gegeven.
Hoofdstuk 7 behandelt de signalering van leerlingen met (ernstige)
rekenproblemen in de groepen 5 tot en met 7. De leerkracht dient over goede didactische kennis en vaardigheden te beschikken. Een leerkracht van de midden en bovenbouw moet in staat zijn om vroegtijdig leerlingen aan de hand van toetsgegevens te signaleren en hij moet in staat zijn om zo vroeg mogelijk aanvullende ondersteuning te bieden. Verder dient de leerkracht leerlingen met ernstige rekenproblemen of dyscalculie adequate ondersteuning en begeleiding te bieden. Er worden toetsen en materialen genoemd die voor de signalering gebruikt kunnen worden.
In hoofdstuk 8 wordt de diagnostiek beschreven. Nadat er voldoende
gegevens zijn verzameld tijdens de signaleringsfase, kan de fase van de diagnostiek plaatsvinden. In deze fase wordt geprobeerd de denk en rekenwijze van de leerling te achterhalen. Daartoe dient de diagnostiek handelingsgericht te zijn. Op het gebied van rekenenwiskunde zijn er echter bijna geen toetsen voor het uitvoeren van diagnostisch onderzoek.
Een diagnostisch gesprek is een middel om achter de denk en rekenwijze van de leerling te komen.
In hoofdstuk 9 wordt beschreven op welke wijze zwakke rekenaars en
leerlingen met ernstige rekenproblemen of dyscalculie in de klas begeleid kunnen worden door de leerkracht.
Soms blijken er verdere stappen nodig op het continuüm van zorg en
deskundigheid: er wordt beschreven hoe deze leerlingen begeleid kunnen worden door de remedial teacher en/of dyscalculiespecialist. Ook wordt stilgestaan bij de begeleiding en behandeling door een externe deskundige. Tot slot van dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de rol van ouders in de begeleiding van een leerling met ernstige rekenproblemen dan wel dyscalculie.
In hoofdstuk 10 wordt het dysclaculieonderzoek beschreven dat
uitgevoerd dient te worden door een gekwalificeerde psychodiagnosticus, die als gezondheidszorgpsycholoog (GZpsycholoog) is geregistreerd óf door een universitair geschoolde orthopedagoog. Verder wordt er stilgestaan bij de grenzen van de school, de dyscalculieverklaring en de daarbij behorende specifieke maatregelen of faciliteiten (STICORDI), waarop een leerling recht heeft, na de diagnose 'dyscalculie'.
Hoofdstuk 11 wordt aandacht besteed aan de gevolgen die ernstige
rekenproblemen of dyscalculie kunnen hebben voor de leerling. Daarnaast wordt kort stilgestaan bij andere vakken die moeilijkheden op kunnen leveren voor leerlingen met rekenproblemen.
Hoofdstuk 12 schetst in het kort de voorschoolse rekenontwikkeling van leerlingen. Het betreft leerlingen met én zonder problemen in de
ruimtelijke oriëntatie. Ook wordt de invloed die ouders kunnen hebben bij het stimuleren van de rekenontwikkeling beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de wijze waarop de (basis)school ouders kan betrekken bij de rekenontwikkeling. Er worden ook enkele (gezelschap)spellen ter ondersteuning van de rekenontwikkeling vermeld.
Tot slot volgt de discussie in hoofdstuk 13, waarin op verschillende
gebieden aanbevelingen worden gedaan voor de toekomst.
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg |
Jaar | 2010 |
Type | Master |
Taal | Nederlands |