Taakgericht gedrag vanuit de multimodale benadering
Taakgericht gedrag vanuit de multimodale benadering
Samenvatting
Op basisschool H. vinden de twee groepsleerkrachten dat de taakgerichtheid van de 27 leerlingen van groep 7/8 tijdens het zelfstandig werken zwak is. De onderzoeksvraag luidt: Hoe kan op basisschool H. het taakgericht gedrag van de 27 leerlingen van groep 7/8 tijdens het zelfstandig werken verbeterd worden vanuit de leerling, de groep en de leerkracht? Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, zijn de volgende deelvragen beantwoord: 1. Hoe manifesteert zich de zwakke taakgerichtheid van de leerlingen tijdens het zelfstandig werken? Uit observaties met behulp van de klassikale tijdsteekproef, blijkt dat in groep 7 de leerlingen 20 % van de 16 minuten zelfstandig werktijd niet- taakgericht werken. In groep 8 is dit 21 %. Het taakgericht gedrag is lager dan verwacht mag worden van deze leeftijdsgroep volgens De Vos- van der Hoeven (2010). 2. Welke oorzaken liggen ten grondslag aan de ervaren matige taakgerichtheid tijdens het zelfstandig werken? Vanuit observaties, gesprekken met leerlingen en vragenlijsten die de leerlingen en de groepsleerkrachten hebben ingevuld, blijkt een oorzaak van de lage taakgerichtheid van de leerlingen een lage motivatie te zijn. Een andere oorzaak is dat twee executieve functies zwakker ontwikkeld zijn, namelijk werkgeheugen en inhibitie (Dawson & Guare, 2009). 3. Welke interventies lijken relevant om in te zetten op grond van de gevonden oorzaken? Vanuit de bevindingen van het vooronderzoek is een handreiking voor leerkrachten ontworpen, gebaseerd op het stappenplan van Dawson & Guare (2009), waarin de interventies verwerkt zijn om de taakgerichtheid te verbeteren. De interventies om de motivatie bij de leerlingen te verbeteren, zijn het inzetten van een weektaak waarin de leerlingen kunnen kiezen uit een grote variatie aan opdrachten, en het bespreken van het leerproces met de leerkracht. Om de inhibitie en het werkgeheugen te verbeteren, werken de leerlingen met een zelfinstructie en herhalen zij de opdracht voor elkaar. Ook maken de leerlingen aantekeningen op hun wisbord tijdens de instructie. 4. Tot welke resultaten leiden de interventies? Uit een vragenlijst aan alle leerlingen en leerkrachten, en acht gesprekken met leerlingen, blijkt dat de leerlingen vooral dankzij de weektaak gemotiveerder zijn om taakgericht te werken omdat zij hierin mogen kiezen in welke volgorde zij de opdrachten maken. De inhibitie is volgens de leerlingen en leerkrachten verbeterd: de leerlingen leiden elkaar minder af, maar in de klas is het niet rustiger geworden omdat zij met een luide stem overleggen over de opdrachten. Ook het werkgeheugen is volgens de leerlingen en leerkrachten gestegen, met name doordat de leerlingen hun proces kunnen bijhouden op de weektaak en doordat zij aan elkaar de opdracht kunnen herhalen. Uit de observaties die uitgevoerd zijn door middel van een klassikale tijdsteekproef, blijkt dat de leerlingen zelfstandiger en taakgerichter werken door de interventies. Het aantal keer dat hulp gegeven of gekregen is, is verminderd. Dit zou kunnen betekenen dat de leerlingen nu onafhankelijker van de leerkracht of anderen aan de opdrachten werken dan in de nulmeting.
Organisatie | Fontys |
Opleiding | Master Educational Needs |
Afdeling | Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg |
Datum | 2017-06-13 |
Type | Master |
Taal | Nederlands |