Het ontwikkelen van een vakwerkplan voor Melanchthon Prinses Irene. De interesses van de leerlingen voor het bewegingsonderwijs en de visie van de vakdocenten op het vak
Het ontwikkelen van een vakwerkplan voor Melanchthon Prinses Irene. De interesses van de leerlingen voor het bewegingsonderwijs en de visie van de vakdocenten op het vak
Samenvatting
Dit verslag beschrijft het onderzoek naar het ontwikkelen van een vakwerkplan voor het
bewegingsonderwijs op Melanchthon Prinses Irene. De hoofdvraag van dit onderzoek is: hoe ziet een
vakwerkplan lichamelijke opvoeding (lo) voor leerlingen van het Melanchthon Prinses Irene vmbo
basis kader eruit? Aan de hand van deelvragen is geprobeerd een antwoord te geven op de
hoofdvraag: Wat is een vakwerkplan? Wat zijn de kenmerken van Melanchthon Prinses Irene? Wat is
de visie op het bewegingsonderwijs? Wat zijn de kerndoelen van het bewegingsonderwijs voor het
vmbo? Welke beoordelingsmethode sluit aan bij de visie van Melanchthon Prinses Irene?
Het eerste gedeelte van het verslag is geschreven aan de hand van literatuur. Vanaf hoofdstuk vier
wordt het kwantitatief onderzoek verantwoord en uiteengezet. Door het uitvoeren van een
kwantitatief onderzoek is inzicht vergaard in de interesses en meningen van de leerlingen van
Melanchthon Prinses Irene over lo. Het bijgevoegde product is het vakwerkplan voor lo Melanchthon
Prinses Irene.
In hoofdstuk één is beschreven voor welke school het vakwerkplan geschreven wordt. Melanchthon
Prinses Irene is een christelijke school in de deelgemeente Schiebroek-Hillegersberg. De
scholengemeenschap Melanchthon biedt voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo),
hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo)
aan. Op Melanchthon Prinses Irene wordt vmbo basis beroeps gericht leerweg (bbl), vmbo kader
beroepsgerichte leerweg (kbl) en vmbo gemengde leerweg (gl) aangeboden en leerlingen met een
leerweg ondersteunend onderwijs (lwoo) beschikking kunnen hier ook terecht. De sectoren op
Melanchthon Prinses Irene zijn Handel & Administratie (H&A) en Zorg, Dienstverlening en Sport
(ZDS). De school telt ruim driehonderd leerlingen met vele verschillende culturele achtergronden.
Het vak lo wordt door drie mannelijke docenten gegeven. Buiten de lessen lo ontwikkelt de school in
naam van de bredeschool enkele sportactiviteiten.
In hoofdstuk twee is beschreven wat een vakwerkplan is, aan welke eisen het moet voldoen en welke
visies er bestaan op het vak. Een vakwerkplan is een bundeling van afspraken binnen een vaksectie.
Iedere school is anders en heeft daarom een eigen plan. Het plan moet een pragmatische insteek
hebben en een ondersteuning zijn voor het vak. Daarnaast moet de docent zich aan de hand van een
vakwerkplan kunnen verantwoorden, het programma kunnen vernieuwen en kunnen communiceren
met leerlingen, ouders, schoolleiding en overheid. Een compleet vakwerkplan kenmerkt zich door
tenminste een vijftal onderwerpen te behandelen: 'de startsituatie en het beleid', 'de visie op het
vak', 'de inhoud van het programma', 'evaluatie en rapportage' en 'de vormgeving van het
onderwijs'. De visie op het vak wordt het vakconcept genoemd: 'het geheel van opvattingen over de
identiteit van het vak in de school' (Crum, 1979, p.342). De vorming van het vakconcept is een proces
dat zich in de loop van de jaren vormt. De visie op het vak wordt onder andere gevormd door
levenservaring en de genoten opleiding. Vanaf de jaren vijftig zijn twee vaktheoretici belangrijk
geweest voor de vorming van vakvisies binnen Nederland: Gordijn en Rijsdorp. In het begin van de
twintigste eeuw wordt vooral het lichaam als machine gezien dat getraind moet worden. Door
politieke veranderingen in Europa en een andere kijk op de pedagogiek worden de lessen
lichamelijke opvoeding steeds meer vanuit de mogelijkheden van het kind ingericht. Volgens Rijsdorp
en Gordijn staat de mens in relatie tot de wereld en moet daarmee leren omgaan. In Nederland
Scriptie: vakwerkplan bewegingsonderwijs voor Melanchthon Prinses Irene
- 2 -
ontstaan verschillende visies op het vak. Deze worden ingedeeld door Gordijn: 'lichamelijke
oefening', 'bewegingsonderwijs', 'sportonderwijs', 'communicatieve bewegingsonderwijs' en
'kritisch-constructief bewegingsonderwijs'. Een andere indeling op visies is gemaakt door Crum:
'biologisch georiënteerde lichaamsoefeningsconcept', 'vormingstheoretisch lichamelijk
opvoedingsconcept', 'personalistisch bewegingsonderwijs concept', 'conformistisch
sportsocialisatieconcept' en kritisch constructief bewegingssocialisatieconcept'. De naam voor het
vak is samen met de visie veranderd. In het begin van de twintigste eeuw is lichamelijke oefening de
naam voor het vak en heden ten dage wordt door meer en meer vaktheoretici de term
bewegingsonderwijs gebruikt. In de wet wordt de term 'lichamelijke opvoeding' gebruikt om het vak
aan te duiden. De kerndoelen en eindtermen van het bewegingsonderwijs zijn de wettelijk
vastgestelde doelstellingen die de school moet hanteren. Deze kerndoelen en eindtermen zijn sinds
augustus 2006 globaler geformuleerd: de vernieuwde onderbouw. Minder kerndoelen en
eindtermen die beter op elkaar èn op het primair onderwijs aansluiten. Met de vernieuwde
onderbouw heeft het bewegingsonderwijs een nieuwe naam gekregen: bewegen en sport.
In hoofdstuk drie wordt uiteengezet wat beoordelen is en waarop beoordeeld wordt in het
bewegingsonderwijs. Bij een beoordeling wordt een eigenschap aan iets of iemand toegekend.
Beoordelen in het onderwijs gebeurt vaak met een cijfer tussen de 1 en 10, waarbij een 10 het
hoogst haalbare is. De hoofddoelen van beoordelen in het onderwijs zijn het maken van een selectie
in een groep, een voortgangscontrole en het kwalificeren van leerlingen. Daarnaast kan aan de hand
van de behaalde beoordelingen gecontroleerd worden of de docent zijn of haar werk goed doet. Om
de kwaliteit van de beoordeling te behouden is een stappenplan ontwikkeld. Dit stappenplan is
opgebouwd uit vier aspecten: doelbepaling, meten, waarderen en beslissen. Een leerprestatie kan op
een verschillende manieren gemeten worden. Afhankelijk van de doelstelling van de toets wordt een
toetsvorm gekozen. Daarnaast is de manier van beoordelen afhankelijk van de visie van de vaksectie.
In hoofdstuk vier wordt de vragenlijst geoperationaliseerd. In de vragenlijst wordt gevraagd naar
enkele algemene kenmerken van de leerlingen, de mening over het vak en is gevraagd om de
domeinen (atletiek, bewegen en muziek, spel, turnen en zelfverdediging) in een top drie te plaatsen.
De vragenlijst staat in bijlage VIII.
In hoofdstuk vijf worden de resultaten van het kwantitatief onderzoek (vragenlijst) opgesomd. In
totaal is bij 285 van 351 leerlingen de vragenlijst afgenomen. Ongeveer 45 procent is jongen en 55
procent is meisje. Van de onderzoeksgroep zitten 91 leerlingen in leerjaar één, 78 leerlingen in
leerjaar twee, 61 leerlingen in leerjaar drie en 55 leerlingen in leerjaar vier. Zowel de jongens als de
meisjes vinden het domein spel het leukst. Ongeveer driekwart van de leerlingen plaatst spel hoger
dan welk ander domein. Bij de jongens is zelfverdediging en atletiek de nummer twee en drie. De
meisjes hebben bewegen en muziek op twee en zelfverdediging op drie. Bij het domein atletiek
hebben de leerlingen estafette gemiddeld het hoogst in de top drie gezet. Bij bewegen en muziek is
dat streetdance, bij spel voetbal, bij turnen trampoline springen en bij zelfverdediging kickboksen. Bij
ieder domein is een duidelijke favoriet onder de leerlingen. Voetbal, kickboksen en streetdance zijn
de drie populairste sporten. De leerlingen hebben ook kunnen kiezen uit keuzeactiviteiten voor het
derde en vierde jaar. Ongeveer veertig procent van de leerlingen kiest fitness, schaatsen en /of
zwemmen. Het vak lo is bij de jongens en bij de leerlingen van de onderbouw t.o.v. de bovenbouw het meest populair.
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Sport en Bewegen |
Partner | Melanchthon Prinses Irene |
Jaar | 2010 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |