Botox-injecties in de onderste extremiteit bij kinderen met een centraal neurologische aandoening; Hoe nu verder?
Botox-injecties in de onderste extremiteit bij kinderen met een centraal neurologische aandoening; Hoe nu verder?
Samenvatting
Er is onderzoek gedaan naar de verschillende fysiotherapeutische behandelingen en werkwijzen voor kinderen met een centraal neurologische aandoening, die een Botox-injectie hebben ondergaan in de onderste extremiteit. Er is een enquête verstuurd naar revalidatiecentra en mytylscholen in Nederland. De enquête is onderverdeeld in een algemeen gedeelte, een algemeen fysiotherapeutisch gedeelte, verschillende spiergroep(en), de multi-level behandeling en de evaluatiemiddelen.
Resultaten uit het algemene gedeelte laten zien dat de behandelfrequentie in de eerste twee weken ná de Botox-injectie drie en vijf keer per week is en vanaf twee weken ná de Botox-injectie vijf keer per week. Uit de resultaten blijkt dat de duur van de behandelreeks in de meerderheid van de gevallen 0 tot 3 maanden is. Uit het algemeen fysiotherapeutisch gedeelte blijkt dat de inhoud van de behandeling met name uit fysiotherapie met huiswerk bestaat. Bij de beschrijving van de behandeling per spiergroep worden vooral functionele oefenvormen gebruikt, alleen bij de mm. psoas worden vooral mobiliserende oefenvormen gegeven. Bij het gebruik van de hulpmiddelen blijkt uit de resultaten dat voor de mm. psoas, m. rectus femoris, hamstrings, adductoren vooral de statafel gebruikt wordt. In de behandeling van de m. gastrocnemius worden vooral EVO's (Enkel Voet Orthesen) gebruikt. Voor de multi-level behandeling worden zowel de statafel als de EVO's het meest gebruikt in de behandeling. Voor het vaststellen van het functioneel niveau bij een injectie in de mm. psoas worden vooral de evaluatiemiddelen gangbeeldanalyse en GMFM (General Motor Function Measure) gebruikt. Bij de m. rectus femoris is dit vooral de GMFM. De video wordt gebruikt bij een injectie in de hamstings, adductoren, m. gastrocnemius en bij een multi-level behandeling. Een veel gebruikte combinatie van evaluatiemiddelen om het functioneel niveau vast te leggen is de video met de gangbeeldanalyse en de GMFM. Voor het vastleggen van andere belangrijke gegevens is er bij alle onderdelen vooral een mobiliteitsmeting uitgevoerd. Bij alle spieren wordt de combinatie mobiliteitsmeting, tonusmeting en spierkrachtmeting veel gebruikt voor het vastleggen van andere gegevens.
Beperkingen van dit onderzoek zijn de open vragen en de lange enquête. De invulling van het dagprogramma en het gebruik van hulpmiddelen zijn aanbevelingen voor verder onderzoek.
Met dit onderzoek hebben wij de behandelmethodes in een overzicht willen plaatsen zodat de fysiotherapeuten die een kind behandelen ná een Botox-injectie dit overzicht eventueel als richtlijn kunnen gebruiken voor de behandeling die zij willen geven. Wij hopen met dit project een bijdrage te leveren aan het optimaliseren van de behandeling om een zo goed mogelijk resultaat te verkrijgen voor het kind.
Summary
This report describes the research of several physiotherapeutic treatments and methods of work which are adapted to children with cerebral palsy, after having a Botox-injection in the lower limb. Research has been done by a sending questionnaire to all the rehabilitation centre and schools for disabled children in the Netherlands. This questionnaire is divided into a general part, a general physiotherapeutic part, a part muscle groups, a part about the multi-level treatment and lastly questions have been asked about means of evaluation.
Results from the general part show the following: the frequency of treatment in the first two weeks after the Botox-injection is three and five times a week. After this period the frequency is five times a week. Moreover it is shown that the length of the treatment is mainly 0 - 3 months. The general physiotherapeutic part makes clear that physiotherapy in combination with exercises at home is used mostly in practice. In the part about the treatment per muscle group is mentioned that functional practice is used most of the time. However in case of the mm. psoas mobilising practice is adapted mostly. In addition; the results show that the tiltingtable is the common instrument for treating the mm. psoas, m. rectus femoris, hamstrings and adductors. For the treatment of the m. gastrocnemius the AFO (ankle foot orthese) is mostly used. In case of multi-level treatment both methods are mostly used during the treatment after the injection. In case of an injection in the mm. psoas the gaitanalysis and the GMFM (general motor function measure) are mostly used to register the functional level. For analysing the results of an injection in the m. rectus femoris the GMFM is mostly used. After an injection in the hamstrings, adductors, m. gastrocnemius and after a multi-level treatment a video system analysis the results. Moreover those methods seem to be used in combination too. To register other important data the mobility measurement is executed mostly. In several cases a combination of mobility, tone and muscle force measurement is also possible.
The most important restrictions of this research are the open questions and the length of the questionnaire.
Recommendations for further research are the contents of the treatment and the use of resources.
Our intension of this research was to give an overview of several means of treatments. Physiotherapists who treat children after a Botox-injection might use this overview as a guideline for there own treatment. We hope this project will be able to support the most optimal way of treatment to get the best result for children.
Organisatie | Fontys |
Opleiding | Fysiotherapie |
Afdeling | Fontys Paramedisch |
Partner | Revalidatiecentrum Leijpark Tilburg Afdeling Kinderfysiotherapie |
Jaar | 2002 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |