Samenvatting

Dit praktijkgericht onderzoek in het kader van de opleiding Master of Educational Needs gaat over het begeleiden van leerlingen uit groep 7-8, zodat ze eigenaar worden van hun eigen leerproces en hierdoor hun intrinsieke motivatie verhogen. Het doel van dit onderzoek is om de autonomie van de leerlingen te verhogen door ze zelf keuzes te laten maken en experimenteel te laten vaststellen wat wel en niet voor ze werkt. Middels vragenlijsten en gesprekken wordt de beginsituatie van de leerlingen bepaald. Hierbij wordt er, naast de stem van de leerling, ook gebruik gemaakt van de mening van ouders en leerkrachten. Wat hierbij duidelijk naar voren komt is dat leerlingen, leerkrachten en ouders de intrinsieke motivatie tijdens de start van het onderzoek als voldoende beoordelen. De leerlingen uit groep 7/8 scoren gemiddeld 6,63 punten. Uit de vragenlijsten van de leerkrachten komt naar voren dat ze allen kansen zien om de intrinsieke motivatie te verhogen. De leerkrachten hebben de overtuiging dat er capaciteiten te ontwikkelen zijn (Murphy, 2008). Om ‘good practice’ voorbeelden te vergelijken is er contact gezocht met diverse deskundigen. Deze contactmomenten zijn de aanleiding geweest om vervolgens in contact te treden met scholen waar vernieuwend onderwijs vorm heeft gekregen. Het contact met deze deskundigen en het scholenbezoek hebben gezorgd voor een expliciete verandering in ons onderwijsaanbod. De stem van de leerling staat centraal. Daardoor is er aangesloten bij wat de leerlingen willen: keuzevrijheid en zelf leren plannen, waardoor ze minder leerkracht afhankelijk worden. Dit is mogelijk geworden door te werken met een dagtaak, waarbij zelfstandige werkmomenten, mentormomenten en instructiemomenten de leerlingen keuzevrijheid en structuur geven. Daarbij wordt middels ‘mag-werkjes’ de mogelijkheid gecreëerd aan te sluiten bij de talenten en interesses. Middels de inzet van ICT-software zoals het digikeuzebord en adaptieve oefensoftware van oefenweb werd deze manier van werken organisatorisch mogelijk voor de docent en betekenisvol voor de leerling. De meerderheid van de leerlingen is door deze manier van werken de ideaal gemotiveerde leerlingen geworden, zoals Simons (1988) aangeeft. Ze hebben aandacht voor hun taak, vinden deze relevant, vertrouwen erop dat ze deze tot een goed einde brengen en zijn tevreden over de bereikte resultaten. De effecten van de gekozen interventie zijn zeer positief. De meerderheid van de leerlingen en de begeleidende leerkrachten zijn zeer enthousiast geraakt over deze manier van werken. Het gemiddelde punt voor motivatie is gestegen van 6,63 naar 8,00. “Motivatie is als een vuur van binnenuit. Als iemand anders dat vuur onder jou probeert op te stoken, dan is de kans groot dat het maar kort zal branden.” (Covey, 2011).