Samenvatting

Bij leerlingen met een autisme spectrum stoornis geldt als diagnostisch kenmerk dat er sprake moet zijn van problemen in de sociale interactie. Kenmerkend voor hen is dat op het vlak van de waarneming en betekenisverlening van de waarneming informatie anders gecodeerd en geïnterpreteerd wordt. Voor een sociale leerlijn betekent dit dat er geen gebruik gemaakt kan worden van gebruikelijke methoden, maar gezocht en gewerkt moet worden aan een specifieke op de doelgroep gerichte aanpak. Als school is er de wens om deze leerlingen met dit sociale tekort te helpen. Je moet iets snappen van de emoties van een ander om tot handelen te kunnen komen: hiervoor moet je kunnen waarnemen, interpreteren en deze informatie gebruiken in de aanzet van je handelen, daarna ga je het handelen afstemmen op de reactie op jouw gedrag. Daarom moet de sociale leerlijn bestaan uit een component sociale cognitie en een component sociale betekenisverlening leidend tot sociaal handelen.