'Gelukkige rekenaars': over het verbeteren van het welbevinden van begaafde leerlingen
'Gelukkige rekenaars': over het verbeteren van het welbevinden van begaafde leerlingen
Samenvatting
Samenvatting
De centrale onderzoeksvraag van dit onderzoek is: Zorgt het structureel werken met compacten en verrijken op het gebied van rekenen voor een hoger welbevinden voor de A leerlingen in de groepen 4 van Basisschool T.?
Compacten en verrijken is de methode die wordt gebruikt om te zorgen voor een hoger welbevinden voor de A leerlingen. Compacten van de rekenstof houdt in dat de leerlingen met ongeveer 50% van de lesstof meedoen. Voor het compacten van de rekenstof wordt gebruik gemaakt van de compactingsleerlijn van het SLO. Door het compacten van de rekenstof komt er voor de A leerlingen tijd vrij. In deze tijd krijgen de leerlingen verrijkingsstof aangeboden. Het doel van de invoering van compacten en verrijken is het ontstaan van een hoger welbevinden voor de A leerlingen. Met welbevinden wordt bedoeld dat leerlingen voldoende uitdaging ervaren in hun rekenwerk, waardoor ze leren doorzetten en hierdoor zelfvertrouwen ontwikkelen. Dat ze een goede werkhouding hebben en ze plezier beleven aan rekenen. En dat de leerlingen zich betrokken voelen bij de rekenles.
De belangrijkste functie van het onderzoek is ontwerpen. De onderzoeker ontwerpt de verrijkingsleerlijn voor rekenen en implementeert deze in groep 4 samen met de compactingsleerlijn. Het welbevinden van de A leerlingen wordt gemeten voor het invoeren van compacten en verrijken en wordt vergeleken met het welbevinden na de invoering. Hierdoor wordt gemeten of de invoering van deze methode effectief is en tot resultaten leidt. In het onderzoek is gebruik gemaakt van de theorie van Nelissen en Span (1999). Hierin wordt beschreven dat er bepaalde kenmerken te onderscheiden zijn in de manier van denken van de begaafde leerlingen. De ontworpen verrijkingsleerlijn is op deze theorie gebaseerd.
Bij de begeleiding die de onderzoeker en de groepsleerkracht aan de leerlingen geven, wordt uitgegaan van de interactiebeschrijvingen voor leerlingen van Nelissen en Span (1999). In deze interactiebeschrijving staat dat er vooral productieve vragen gesteld moeten worden aan begaafde leerlingen dat de leerkracht de leerling aanspoort te reflecteren op zijn eigen denkproces. In het onderzoek is gebruik gemaakt van 3 onderzoeksinstrumenten: de SCHOBL-R, een interview en een observatie met de LBS-L. De belangrijkste resultaten en conclusies van dit onderzoek:
De werkhouding van de groep leerlingen in licht gestegen (1,5%)
Het zelfvertrouwen van de groep leerlingen is gelijk gebleven
De betrokkenheid van de groep leerlingen is gestegen
(5,7% gemeten door SCHOBL-R en 32% gemeten met LBS-L)
Het doorzettingsvermogen van de groep leerlingen is gestegen (14,7%)
Voor de interventie zeiden 5 van de 5 leerlingen de les makkelijk te vinden. Na de interventie, zeiden 4 van de 5 leerlingen de les soms moeilijk, soms makkelijk te vinden. Een leerling vond de les moeilijk.
De plezierbeleving is gestegen. (64%)
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg |
Jaar | 2010 |
Type | Master |
Taal | Nederlands |