Richtlijn lage-rugpijn theorie in praktijk gebracht?
Richtlijn lage-rugpijn theorie in praktijk gebracht?
Samenvatting
De doelstellingen van het onderzoek zijn het nagaan van de mate van de implementatie van de KNGF-richtlijn lage-rugpijn, het inventariseren van het handelen van eerstelijns fysiotherapeuten bij patiënten met lage-rugpijn en het in kaart brengen van de bekendheid met en het oordelen over de KNGF-richtlijn lage-rugpijn.
Er zijn 150 vragenlijsten verstuurd naar fysiotherapeuten uit de eerstelijns praktijken, deze zijn afkomstig uit het bestand van het post-HBO onderwijs van Fontys Hogescholen in Eindhoven. De vragenlijst bestond uit drie delen: een persoonlijk deel, een algemeen deel en een specifiek deel. De vragen gingen met name over de behandeling van patiënten met aspecifieke lage-rugpijn, over de bekendheid met en mening over de richtlijn en over de respondent karakteristieken. Het merendeel van de verkregen gegevens is vergeleken met het al dan niet toepassen van de richtlijn.
In totaal zijn 37 vragenlijsten geretourneerd (totale respons van 25%). Van dit aantal is 95% op de hoogte van de richtlijn en past 66% deze ook daadwerkelijk toe. De meest gekozen behandeldoelen zijn informeren en adviseren, oefenen en sturen van functies en het vergroten van de belastbaarheid. Informeren en adviseren, sturen en oefenen van functies en vaardigheden zijn de meest gekozen behandelvormen. Informeren en adviseren en sturen en oefenen van functies en vaardigheden zijn behandeldoelen/behandelvormen waar de richtlijn voorstander van is. Het is opvallend dat massage relatief vaak wordt toegepast in de praktijk, terwijl de werking van deze behandelvorm bij lage-rugpijn niet wetenschappelijk onderbouwd is.
Een groot deel van de fysiotherapeuten (49%) formuleerde een diagnose op basis van een morfologisch substraat, terwijl dit in de richtlijn juist niet wordt gestimuleerd. De werkervaring bleek een grote rol te spelen in het geheel, hoe groter de werkervaring hoe meer fysiotherapeuten de richtlijn toepasten.
Het merendeel van de fysiotherapeuten past de richtlijn toe en interpreteert deze ook naar behoren. Dit blijkt uit de gekozen behandeldoelen en -vormen die overeenkomen met de principes uit de richtlijn. Om een nog betere implementatie van de richtlijn te bewerkstelligen, wordt er door de deelnemende fysiotherapeuten geadviseerd om dit onderwerp in te passen in een IOF.
Summary
The aim of this study is to document the management of non-specific low back pain by primary care physiotherapists and their familiarity with and opinion about the Dutch Low-Back Pain Guideline for physiotherapists (KNGF-richtlijn lage-rugpijn). The management of the physiotherapists is compared with scientific evidence and with the recommendations of this guideline.
Postal questionnaires were sent to 150 primary care physiotherapists. The data of these physiotherapists come from the post-HBO education of the Fontys Hogescholen (Eindhoven).
The questionnaire exists of three parts: a personal part, a general part and a specific part. The questions being asked are about the management of patients with non-specific low back pain, about the familiarity and the opinion about the guideline and about respondent characteristics. Most of the answers are compared with the implementation of the guideline.
Thirty-seven physiotherapists returned the questionnaire (total response rate 25%). 95% of the physiotherapists who returned the questionnaire knows of the existence of the guideline and 66% uses the guideline.
The most-used therapeutic goals are 'inform and advise', 'exercise of functions and skills' and 'enhancing taxability'. The physiotherapeutic management consists mostly of 'inform and advise' and 'exercise of functions and skills'.
'Inform and advise' and 'exercise of functions and skills' are interventions which are explicitly recommended by the guideline.
Massage therapy is often applied although the efficacy of massage therapy in low back pain is unclear and therefore not recommended in the guideline.
A large proportion of the physiotherapists tends to make diagnoses in terms of a medical cause although the guideline states that in the absence of specific medical impairments, diagnoses that could be associated with a physical cause should be avoided.
Working experience plays a major role in the implementation of the guideline. It appeared that physiotherapists with a large experience more often implementate the guideline.
A large part of the physiotherapists applies the guideline according to the choice for the management and the therapeutic goals.
For a better implementation of the guideline the participating physiotherapists think that an IOF (intercollegial physiotherapeutic consultation) can be a good instrument.
Organisatie | Fontys |
Opleiding | Fysiotherapie |
Afdeling | Fontys Paramedisch |
Jaar | 2002 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |