Design thinking als accelerator voor onderwijsvormvernieuwing
Design thinking als accelerator voor onderwijsvormvernieuwing
Samenvatting
Maatschappelijke veranderingen vragen om nieuwe (constructivistische) vormen van onderwijs (Dochy, 2015; Kan et al. 2015; Schnabel et al. 2015). De rol van de docent bij het ontwerpen van deze nieuwe onderwijsvormen is erg belangrijk. De onderwijsopvatting van een docent bepaalt voor een groot gedeelte zijn aanpak in de les en tijdens het ontwerpen van onderwijs (Nieveen et al., 2013). Binnen een hogeschool is een beweging actief die erop gericht is om onderwijsontwerpprocessen te begeleiden in relatie tot toekomstbestendig onderwijs. De beweging heeft onvoldoende zicht op de opbrengsten en docentervaringen met de huidige manier van evalueren die zij toepassen. Zowel voor wat betreft opbrengsten in de onderwijsuitvoering als voor wat betreft de ontwikkeling van de docenten door de ervaringen in de rol van onderwijsontwerper. Dit evaluatieonderzoek (Baarda et al., 2012) had een meerledige doelstelling, namelijk inzicht krijgen in de veranderingen van de onderwijsopvatting bij docenten die hebben deelgenomen aan de ontwerpsessies. En inzicht krijgen op de vraag welke elementen in de design thinking methode verantwoordelijk zijn voor de verandering van de onderwijsopvatting. Met deze uitkomsten kan het laatste doel mogelijk behaald worden en dat is meer draagvlak creëren bij managementleden. Deze doelstellingen hebben geresulteerd in de volgende hoofdvraag, ‘In hoeverre levert het ontwerpproces middels design thinking een bijdrage aan de ontwikkeling van een constructivistische onderwijsopvatting?’. Bij een constructivistische benadering van onderwijs ziet men leren als iets dat verder gaat dan alleen het verwerken van informatie. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het ontwikkelen van kennis en vaardigheden in een authentieke context (De Kock, Sleeger & Voeten, 2004). Deze authentieke context in combinatie met een leven lang leren zal in het onderwijs op een vernieuwende manier vormgegeven moeten worden. Dit vraagt van de docent dat er tijdens het ontwerp rekening wordt gehouden met differentiatie in de uitvoering zodat de student en zijn leerproces centraal staat. Er worden vooral nieuwe en aanvullende materialen ontwikkeld en de ontwerprichtlijnen worden verder aangescherpt tijdens een cyclisch iteratief ontwerpproces.
Gedurende het onderzoek is gebruik gemaakt van zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksinstrumenten om data te genereren voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Uit de kwantitatieve resultaten blijkt dat bij vijf van de 28 respondenten een meer constructivistische onderwijsopvatting is ontstaan op zowel leren als onderwijzen gedurende het ontwerpproces. Waarbij de kanttekening geplaatst moet worden dat bij vier van de 28 respondenten het tegenovergestelde het geval is, zij laten een meer transmissive opvatting op zowel leren als onderwijzen zien. Uit de interviews blijkt dat een multidisciplinair ontwerpteam, het ontwerpstartpunt en divergeren de meeste impact heeft op onderwijsopvatting en de veranderende ontwerpaanpak van de respondenten. Ook kwam naar voren dat de docenten door divergerende fases de student veel meer centraal zet bij het ontwerp. De multidisciplinaire aanpak heeft ervoor gezorgd dat docenten bij het ontwerpen minder snel vanuit de inhoud vertrokken maar eerder het leerproces van de student als startpunt namen.
Uit de resultaten en de conclusies is gebleken dat het design thinking proces enkele positieve veranderingen tot stand brengt in relatie tot een constructivistische onderwijsopvatting van docenten. Vooral uit de interviews blijkt dat vier van de vijf respondenten in de toekomst op een andere manier onderwijs gaat ontwerpen waarbij de student centraal staat en er in multidisciplinaire groepen wordt gewerkt. Een kort resume van de eerder genoemde doelen in relatie tot dit onderzoek: inzicht krijgen in de verandering van onderwijsopvatting, evaluatiegegevens verkrijgen ter verbetering van het ontwerpproces waardoor er mogelijk meer draagvlak bij het management ontstaat. Om op grote(re) schaal onderwijs te ontwerpen binnen de hogeschool dat toekomstgericht is zijn drie adviespunten geformuleerd in dit onderzoek. Het eerste adviespunt is dat het houden van interviews aan het einde van het begeleide ontwerpproces een vast onderdeel wordt. Op deze manier krijgt de beweging inzicht in eventuele succesvolle elementen die behouden moeten blijven in het ontwerpproces. Tevens zorgen deze gesprekken voor een bewustwording bij zowel de docent als de beweging zelf. Dit zal bijdragen aan zowel het creëren van draagvlak als het verbeteren van het ontwerpproces.
Adviespunt twee is dat de beweging zelf consequent de randvoorwaarden en elementen van het ontwerpproces expliciteert. Zo zou het samenstellen van een multidisciplinair team van verschillende docenten, studenten en het werkveld verplicht gesteld moeten worden.
Het ontwerpstartpunt (de student en zijn leerproces centraal) dat de beweging hanteert tijdens het ontwerpen van onderwijs is heel belangrijk gebleken voor de respondenten. Door dit startpunt explicieter te benoemen in combinatie met een toelichting op de werkvormen rondom divergeren zal een ontwerpgroep beter begrijpen wat er van ze verwacht word qua denkproces. Dit zal bijdragen aan de effecten richting vernieuwende onderwijsontwerpen en het draagvlak bij zowel management als docenten van de hogeschool. Het derde en laatste adviespunt gaat over het uitzetten van een vervolgonderzoek. Met als doel om te onderzoeken in welke mate deelnemers na afloop van het ontwerpproces zelfstandig in staat zijn om het proces in de praktijk te brengen als facilitator. De mate waarin zij hiertoe in staat zijn geeft tevens een beter beeld van de duurzaamheid van een veranderde onderwijsopvatting.
Ook kan dit vervolgonderzoek afgenomen worden onder meer respondenten. Dit kan leiden tot meer draagkracht van de conclusies wat zorgt voor meer draagvlak bij zowel managementleden als docenten. En het zorgt ervoor dat het ontwerpproces wordt uitgebreid.
Bij het uitvoeren van een dergelijk onderzoek is het raadzaam om dit uit te laten voeren door een onafhankelijke partij. Dit voorkomt het gevoel van ‘de slager die zijn eigen vlees keurt’. Een mooie gelegenheid om bijvoorbeeld (master)studenten meer te betrekken bij de beweging.
Organisatie | Fontys |
Opleiding | Leren en Innoveren (Professional Master) |
Afdeling | Fontys Kind en Educatie |
Datum | 2017-05-03 |
Type | Master |
Taal | Nederlands |