Samenwerken in het Kindercentrum ZO
Samenwerken in het Kindercentrum ZO
Samenvatting
Als voorloper op de plannen van het huidge kabinet om het peuterspeelzaalwerk, de kinderopvang en de Voor- en Vroegschoolse educatie (VVE) onder één dak als basisvoorziening te brengen (actiepunt 39, beleidsprogramma 2007-2011, Kabinet IV), is Kinderstad als professionele aanbieder van kinderopvang sinds augustus 2007 bezig met de kindercentra voor Zorg en Ontwikkeling (ZO) Hier kunnen kinderen van 0 tot 4 jaar terecht voor zowel opvang als begeleiding van de ontwikkeling. Voorheen lag vooral in de kinderopvang de nadruk op de eerste genoemde dienst en in een VVE- peuterspeelzaal stond vooral ontwikkelingsstimulering centraal. In Kindercentra ZO zal het personeel bestaan uit pedagogische medewerkers die eerder óf in de kinderopvang óf in een (VVE-)peuterspeelzaal werkten. Dat verschil in werkervaring leverde binnen Kinderstad de vraag op in hoeverre die pedagogische medewerkers met elkaar in een Kindercentrum ZO toch op één en dezelfde pedagogische wijze begeleiding konden bieden aan de ontwikkeling van kinderen.
Hieruit vloeide de vraagstelling die centraal staat binnen dit afstudeerproject: Wat levert observatie van de interactievaardigheden van de pedagogische medewerkers van het kinderdagverblijf en de peuterspeelzaal tijdens het werk met kinderen, op aan inzichten over de huidige werkwijzen van beide opvangsoorten en welke aanwijzingen zijn daaruit af te leiden voor de kwaliteitsbewaking-en verbetering op het gebied van leidster-kind interactie binnen Kindercentra ZO ?
In het onderzoek zijn de interactievaardigheden van de pedagogische medewerkers -afgeleid van de kernkwaliteiten die Riksen-Waraven heeft geformuleerd - het uitgangspunt geweest omdat uit buiten- en binnenlandse onderzoek blijkt dat deze veel invloed uitoefenen op het dagelijkse verzorging- en begeleidingproces in de kinderopvang (NICHD Child Care Network, 1997-2001. Riksen-Walraven, 2004). Het betreft sensitief reageren, respect hebben voor de autonomie van het kind en extra toepassen van ontwikkelingsstimulering. Het praktijkonderzoek heeft plaatsgevonden aan de hand van ongestructureerde non-participerende observaties tijdens twee onderzoeksmomenten namelijk a) met elkaar aan tafel liedjes zingen en b) met elkaar een activiteit uitvoeren. In totaal zijn zes respondenten geobserveerd waarvan de helft werkzaam is in de kinderopvang en de andere helft in de peuterspeelzaal. De interactie tussen de pedagogische medewerkers en het kind zijn eerst vastgelegd op video. Vervolgens is de interactie verbatim uitgeschreven aan de hand van een transcriptformulier wat daarna is gebruikt om de observaties te doen en te rapporteren.
Het praktijkonderzoek heeft de volgende inzichten opgeleverd rondom de werkwijze in de peuterspeelzaal en het kinderdagverblijf: In de peuterspeelzaal krijgt een kind minder: individuele aandacht; complimenten en minder ruimte voor eigen inbreng in de interactie. Tevens komt het persoonlijk ervaren van het kind minder vaak tot uiting in de peuterspeelzaal waardoor pedagogische medewerkers hier ook minder op aansluiten. Ook wordt daar aanzienlijk minder gelachen dan in het kinderdagverblijf. Het vijfde verschil is dat de complimenten die in de peuterspeelzaal worden gegeven, persoonlijker van aard zijn. Tot slot vindt de interactie in het de peuterspeelzaal meestal plaats in het kader van ontwikkelingsstimulering en dit gebeurt in het kinderdagverblijf zelden.
Het is aan te bevelen dat in het kindercentrum ZO vooral de pedagogische medewerkers met een werkervaring in de peuterspeelzaal erop letten dat ze bij het moment van liedjes zingen meer individuele aandacht geven door: kinderen vaker een liedje te laten kiezen; in korter tijdbestek een thema bespreken zodat er meer tijd overblijft voor het sociale aspect; bij hun educatieve vragen ook in gaan op de persoonlijke ervaring van het kind. Dit alles (m.u.v. thema bespreken) doen de collega's in het kinderdagverblijf al wel. Voor hen is het echter aan te bevelen om -zoals nu al wel gebeurt in de peuterspeelzaal- de groepsactiviteit standaard in te leiden aan de hand van een thema(bespreking) en dat in het kader van herhaling al te doen in het moment wat daaraan vooraf gaat; tijdens het gezamenlijk liedjes zingen. Tevens is het voor alle pedagogische medewerkers aan te bevelen om inzicht in interactiepatronen verkrijgen en te behouden aan de hand van de methodiek: Video Interactie Begeleiding. Tot slot is grootschaliger onderzoek wenselijk om te achterhalen of de verkregen inzichten van het praktijkonderzoek ook op breder niveau van toepassing zijn.
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Pedagogiek |
Jaar | 2008 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |