Samenvatting

Aanleiding. Het aantal blessures van eerstejaarsstudenten SBE moet worden verminderd om studievertraging te voorkomen. Om studievertraging te voorkomen is het noodzakelijk om te screenen op blessures. Omdat 40% van de acuut ontstane blessures een verzwikking is wordt er gescreend op de onderste extremiteiten.
Methode. Eerstejaarsstudenten SBE worden d.m.v. LQ-YBT, SLTH, figure-of-8-hoptest en side-hoptest gescreend op blessures aan de onderste extremiteiten. Voor de LQ-YBT is een links- rechts verschil van >4 cm als afwijkend aangehouden. Voor de hoptesten is een LSI van <85% of >115% als afwijkend beschouwd. Om correlaties te toetsen is voor de LQ-YBT en de hoptesten een LSI gebruikt. De resultaten zijn verwerkt d.m.v. een beschrijving en Statistical Packages for the Social Sciences.
Resultaten. Dertig van de 220 studenten SBE hebben geparticipeerd in deze studie. Volgens de SLTH en LQ-YBT in anterieure richting hebben in dit onderzoek 30% van de studenten kans op een blessure. Van de studenten (n=30) scoort 76,67% op minimaal één test positief (n=23). De medianen van de negatieve resultaten komen significant niet overeen t.o.v. de positieve resultaten van de SLTH en side- hoptest (p=0,006; p=0,001). Een zwakke negatieve correlatie is er tussen de SLTH en de figure-of-8-hoptest (r=-0,378; p<0,05). Een gemiddelde correlatie is gevonden tussen de figure-of-8-hoptest en de LQ-YBT in posterolaterale richting (r=0,439; p<0,05). Buiten deze twee correlaties zijn er geen significante relaties gevonden tussen de LSI van de hoptesten en de LQ-YBT.
Conclusie. Uit deze studie blijkt dat 30% van de studenten kans hebben op een blessure volgens SLTH en LQ-YBT in anterieure richting. Wanneer er een strengere criteria voor de hoptesten wordt aangehouden t.o.v. de huidige, mogen 6,67% van de studenten nog niet volledig participeren in sport. Het aantal recidiverende inversietrauma’s, van momenteel 3% tot 34%, kan hierdoor lager worden..