Daag mij maar uit!
dans en ouderen in grootstedelijke contextDaag mij maar uit!
dans en ouderen in grootstedelijke contextSamenvatting
Deze publicatie doet verslag van een kwalitatief onderzoek naar amateurdans onder ouderen (55 jaar en ouder) met verschillende culturele achtergronden. Het gaat om een meervoudige
casestudy naar drie verschillende dansgroepen in de regio Amsterdam: een groep voor moderne dans (Dance Connects), een Afro-Caribische dansgroep (Trinitaria1) en een salsadansgroep (Salsa Sociál).
We wilden weten hoe de danspraktijk van cultureel diverse groepen ouderen eruit ziet, wat deelnemers motiveert om te participeren, hoe hun leerprocessen verlopen en hoe de dansdocent omgaat met deze doelgroep. Door dit in kaart te brengen willen we het beeld van de functies die dans heeft voor ouderen in een grootstedelijke omgeving actualiseren en
verrijken, en bovendien voorbeelden en aanknopingspunten bieden voor hoe je dit soort danslessen kunt vormgeven en uitvoeren. Het onderzoek is daarmee relevant voor (toekomstige) dansdocenten en organisaties en beleidsmakers die betrokken zijn bij amateurdans.
De conclusie is dat de lessen voor senioren niet heel sterk afwijken van danslessen voor andere groepen amateurs, zoals jongeren of volwassenen. De bewegingen van de dansers zijn
soms wat trager of minder soepel en er is veel aandacht voor informeel contact, maar de lessen zijn allerminst vrijblijvend en vragen om betrokkenheid en inzet van zowel deelnemers
als docent.
Waar in de wetenschappelijke literatuur over dans voor ouderen vaak extrinsieke aspecten (gezondheid, sociaal wel zijn) centraal staan, laat deze studie zien dat oudere dansers
wel degelijk ook sterk intrinsiek gemotiveerd zijn. Ze dansen niet alleen om sociale of gezondheidsredenen, maar beleven plezier in het dansen zelf en willen nieuwe dingen leren, hun artistieke en technische vermogens vergroten en de resultaten daarvan tonen aan anderen.
De drie geobserveerde praktijken bieden een rijke leeromgeving. De danslessen draaien niet
enkel om het aanleren of imiteren van danspassen, maar er is ruimte voor de eigen creatieve inbreng van de deelnemers en de docenten stimuleren sociale interactie en samenwerking
tussen de dansers. Ook het didactisch handelen is gevarieerd: docenten wisselen frontale instructie af met werken in deelgroepen, individuele opdrachten en persoonlijke coaching.
Hoewel de lessen qua inhoud en didactiek niet onderdoen voor ‘reguliere danslessen’, is er wel degelijk sprake van maatwerk voor deze specifieke doelgroep. In en rond de lessen besteden docenten veel aandacht aan persoonlijk contact tussen dansers onderling en met de docent, onder meer door te variëren in organisatievormen tijdens de les. Ze gebruiken die afwisseling in werkvormen om ervoor te zorgen dat iedere deelnemer evenveel aandacht krijgt en om het collectieve leerproces te stimuleren. De docenten dagen de deelnemers uit om een zo hoog mogelijk niveau te halen, binnen de fysieke beperkingen die horen bij deze groep. Omdat de deelnemers sterk verschillen in hun danscapaciteiten bieden docenten individueel maatwerk:
deelnemers met een fysieke beperking doen alles mee, maar in een aangepaste vorm. Bovendien houden de docenten rekening met de diversiteit in culturele achtergronden door te kiezen voor een breed palet aan muziekstijlen uit diverse werelddelen. Verder baseren de docenten hun didactiek eerder op het ervaren van een puls of groove, dan op de ‘typisch
westerse’ telling van bewegen op muziek.
Organisatie | Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten |
Afdeling | Breitner Academie |
Academie voor Theater en Dans | |
Lectoraat | Lectoraat Kunsteducatie |
Jaar | 2020 |
Type | Rapport |
Taal | Nederlands |