De beleving van gedragsproblemen in het onderwijs
De beleving van gedragsproblemen in het onderwijs
Samenvatting
Gedragsproblemen hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van het onderwijs. Volgens de opdrachtgever van dit onderzoek leidt dit in enkele gevallen tot handelingsverlegenheid. Daardoor blijft een adequate interventie meestal uit, en neemt de kwaliteit van het onderwijs af. Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de beleving en attitude van de coaches ten aanzien van gedragsproblemen. De bevindingen kunnen een basis verschaffen voor vervolgonderzoek, deskundigheidsbevordering of beleidsverandering.
De hoofdvraag luidt: ‘hoe beleven de coaches gedragsproblemen en hoe gaan zij daarmee om?’. De deelvragen hebben betrekking op: (1) hetgeen wat de coaches onder probleemgedrag verstaan, (2) de mate waarin zij moeite hebben om daarmee om te gaan, (3) de mate waarin zij daarmee te maken hebben gehad en (4) wat hun attitude is ten aanzien van probleemgedrag. Er zijn twee surveys geconstrueerd; de eerste vragenlijst (n=23) geeft antwoord op de eerste drie deelvragen en de laatste vragenlijst (n=26) op de vierde deelvraag. Beide surveys zijn online afgenomen.
Uit dit onderzoek blijkt dat de coaches hebben in het algemeen weinig moeite hebben om met probleemgedrag om te gaan, maar wel vaak met niet-eerlijk, agressief en explosief gedrag. Ook hebben zij in het afgelopen schooljaar soms te maken gehad met problematisch gedrag in de klas, maar wel vaak met de volgende gedragingen: ongeconcentreerd, druk, slechte werkhouding, onzeker, weinig motivatie, onrustig, regels schendend en faalangstig.
Met betrekking tot cognitie, zijn de coaches in het algemeen iets positiever dan negatiever in hun denken over probleemgedrag. In de omgang daarmee - met betrekking tot affectie - ervaren zijn geen uitgesproken negatieve of positieve gevoelens. Het bespreekbaar maken van probleemgedrag vinden de coaches een effectieve handelingswijze, in tegenstelling tot het negeren als wel het bestraffen van gedragsproblemen.
Correlatie analyse toont (1) een matig positief verband tussen cognitie en affectie, (2) een matig negatief verband tussen cognitie en bestraffen, (3) een zwak negatief verband tussen affectie en bestraffen, (4) een matig positief verband tussen bestraffen en negeren en (5) een zwak negatief verband tussen negeren en bespreken.
Er worden twee aanbevelingen gedaan. Ten eerste kan het gezien de beperkingen van dit onderzoek wenselijk zijn om dit onderzoek te herhalen. Geadviseerd wordt om (1) een grotere steekproef (n=≥65) te onderzoeken en (2) meer objectieve data te integreren. Ten tweede wordt vervolgonderzoek geadviseerd naar de gedragingen waar de coaches het vaakst mee te maken hebben. Geadviseerd wordt om te focussen op (1) de prevalentie, (2) de handelingswijze van de coaches en (3) hun ondersteuningsbehoefte.
Organisatie | Saxion |
Opleiding | Toegepaste Psychologie |
Datum | 2016-06-01 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |