SO-HIP haalbaarheidsstudie: Revalidatie bij ouderen na een heupfractuur Factoren van valangst & ervaringen van ergotherapeuten over coaching en sensortechnologie binnen de interventie
SO-HIP haalbaarheidsstudie: Revalidatie bij ouderen na een heupfractuur Factoren van valangst & ervaringen van ergotherapeuten over coaching en sensortechnologie binnen de interventie
Samenvatting
Doel: Het doel van deze studie is inzicht te krijgen in welke persoonlijke en externe factoren betrekking hebben op valangst en daarbij het succes van de revalidatie kunnen beïnvloeden bij ouderen na een heupfractuur. Een tweede doel is zicht te krijgen op de ervaring van ergotherapeuten bij het uitvoeren van de twee interventies â Ergotherapie met coachingâ â en â Ergotherapie met coaching en sensortechnologieâ bij ouderen na een heupfractuur en wat daarbij de bevorderende en belemmerende aspecten zijn. Methode: Een mixed-methods methode welke bestaat uit kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Om relevante achtergrondinformatie te verkrijgen is literatuuronderzoek uitgevoerd. In het kwantitatieve onderzoek is gebruikt gemaakt van de dataset van de SO-HIP haalbaarheidsstudie. De deelnemers zijn op verschillende momenten gemeten. Demografische gegevens zijn verzameld. Primaire uitkomstmaat was valangst, gemeten met de Fall Efficacy Scale-International (FES-I). Secundaire uitkomstmaten waren ADL- en iADL-functioneren; dagelijks functioneren; gevoel van veiligheid in huis; gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven en valangst (gemeten met de Visual Analogue Scale-Fear of Falling). Binnen het kwalitatieve onderzoeksdeel zijn de vier deelnemende ergotherapeuten van het haalbaarheidsonderzoek, na een oriënterende groepsbijeenkomst, individueel geïnterviewd. De interviews zijn getranscribeerd, gecodeerd en gethematiseerd. Resultaten: Uit de kwantitatieve studie blijkt dat geslacht, leeftijd, gevoel van veiligheid in huis en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven een mogelijke invloed hebben op valangst tijdens de (ergotherapie) revalidatie bij ouderen na een heupfractuur. Uit de kwalitatieve studie kwamen de volgende themaâ s naar voren: de Canadian Occupational Performance Measure (COPM) resulteert in goede start van behandeling; verminderde cognitie maakt het proces van coaching lastig; sensoren gebruiksvriendelijker maken voor de praktijk; coaching, een nieuwe benaderings-werkwijze; en kansen voor (interprofessionele) implementatie. Conclusie: De gevonden factoren (geslacht, leeftijd, gevoel van veiligheid in huis en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven) hebben een mogelijke invloed op valangst. Uit de kwalitatieve studie kwamen bevorderende aspecten naar voren: de coachingsinterventie; huisbezoeken; het betrekken van de familie bij het proces; het werken met sensoren; en het gebruik van de COPM. Als belemmerende aspecten werden aangegeven: een beperkte cognitie; niet overzichtelijke weergave van data uit de sensoren; het vaste aantal huisbezoeken en telefonische consulten; en omgevingssensoren werden niet als toegevoegde waarde gezien. Relevantie voor de praktijk: De gevonden factoren welke invloed hebben op valangst, kunnen meegenomen worden in de behandeling van ouderen met een heupfractuur en in de analyse van de SO-HIP effectstudie. Daarnaast kunnen de praktische ervaringen van de interventie meegenomen worden bij implementatie hiervan.
Organisatie | Hogeschool van Amsterdam |
Opleiding | Ergotherapie |
Afdeling | Gezondheid |
Jaar | 2017 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |