Motiverend lesgeven : Hoe het lesgeven vanuit de zelfdeterminatie theorie invloed heeft op de motivatie van leerlingen tijdens de lessen lichamelijke opvoeding
Motiverend lesgeven : Hoe het lesgeven vanuit de zelfdeterminatie theorie invloed heeft op de motivatie van leerlingen tijdens de lessen lichamelijke opvoeding
Samenvatting
Het doel van dit onderzoek is achterhalen of er een verschil in motivatie is tussen taalklas leerlingen die leskrijgen vanuit de zelfdeterminatie theorie (ZDT) en taalklas leerlingen die dit niet krijgen. Dit is van belang om leerlingen meer autonoom gemotiveerd te krijgen, zo wordt er met meer plezier mee gedaan tijdens de lessen lichamelijke opvoeding of zien leerlingen de waarde ervan in (Deci & Ryan, 2000a). Dit bevordert het bewegingsonderwijsdoel: een leven lang met plezier bewegen. De deelnemers (N=51) zijn over twee groepen verdeeld, waarbij de interventie groep (N=26) gedurende de lessenreeks expliciet les kreeg vanuit de ZDT en de controlegroep (N=25) niet. Voor het verzamelen van data over de motivatie voor de lessen lichamelijke opvoeding (LO) is de Nederlandse versie van de BREQ-2 vragenlijst (Bax, Post, & Wientjens, 2014) gebruikt. De vragen zijn per type motivatie gegroepeerd en voor het berekenen van de totale motivatie is de Relative Autonomy Index (RAI) formule gebruikt. Om een mogelijk verschil te onderzoeken is de BREQ-2 door beide klassen voor en na de lessenreeks ingevuld. Zo is er niet alleen gekeken naar het verschil in motivatie tussen beide groepen maar ook naar het verschil tussen de nul- en eindmeting. De resultaten van beide groepen zijn aan de hand van de ‘Mann-Whitney U Test’ geanalyseerd en de resultaten van de nul- en eindmeting aan de hand van de ‘Wilcoxon Matched-Pairs Test’. De resultaten van dit onderzoek geven aan dat er een significant verschil bestaat tussen de controle groep (tweede klas) en de interventie groep (derde klas) bij de eindmeting voor alle soorten motivatie, behalve de geïntrojecteerde regulatie. De controle groep heeft een gemiddelde van -1,68 (SD=45,22) bij de nulmeting voor ‘motivatie totaal’. De interventie groep heeft een gemiddelde van 35,23 (SD=28,83) bij de eindmeting voor ‘motivatie totaal’ (p=0,004). De interventie groep scoort dus gemiddeld hoger op de totale motivatie na de lessenreeks dan de controlegroep. Echter waren er zoals verwacht, geen significante verschillen gevonden tussen jongens en meisjes. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het gebruik van de ZDT tijdens de lessen LO niet alleen leidt tot een hogere vorm van autonome motivatie, maar ook tot een stijging van de totale motivatie. Een belangrijke aanbeveling is dan ook om de ZDT toe te passen tijdens de lessen LO. Dit kan door het docentengedrag zo veel mogelijk te baseren op de drie psychologische basisbehoeften: autonomie, competentie en verbondenheid.
Organisatie | Hogeschool van Amsterdam |
Opleiding | Academie voor Lichamelijke Opvoeding |
Afdeling | Bewegen, Sport en Voeding |
Jaar | 2021 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |